1.3 Wil je welvaart of welzijn?

H1 Inkomen en welvaart


§ 1.1 Wat heb je te besteden?
§ 1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde.
§ 1.3 Wil je welvaart of welzijn?
§ 1.4 Help, de prijzen stijgen!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H1 Inkomen en welvaart


§ 1.1 Wat heb je te besteden?
§ 1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde.
§ 1.3 Wil je welvaart of welzijn?
§ 1.4 Help, de prijzen stijgen!

Slide 1 - Tekstslide

 Herhaling: Lorenzcurve.

In deze les leer je:
- waarom we prioriteiten stellen;
- wat het begrip schaars betekent bij het vak 
   economie;
- het verschil tussen welvaart en welzijn;
- prijsveranderingen in procenten berekenen;
GOAL!

Slide 2 - Tekstslide

9%
1
 Hoeveel % van het totale inkomen wordt verdiend door de armste 30%?
 Hoeveel % van het totale inkomen wordt verdiend door de rijkste 30%?
100% - 40% = 60%
2
Lorenzcurve

Slide 3 - Tekstslide

Middelen: tijd en geld
Prioriteiten stellen: welke behoeften vind ik het belangrijkst, want middelen zijn beperkt aanwezig


Schaars: economische betekenis:
                er zijn middelen nodig om iets te maken


schaarse goederen
je betaalt een prijs, bijv. electriciteit, kraanwater, festival
vrije goederen
geen middelen nodig, bijv. zon(licht), regenwater, vriendschap
volgende slide: video 2

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Welvaart = de mate waarin je met je beschikbare  
                     middelen in je behoeften kunt voorzien.

De welvaart kan toenemen door:
- het kopen van goederen en diensten = consumeren
- zelfvoorziening
- collectieve voorzieningen

Welzijn: hoe gelukkig zijn de mensen?
                wat is de kwaliteit van leven?

worden geleverd en betaald door de overheid, bijv. onderwijs en gezondheidszorg
zelf produceren van goederen en diensten, bijv. zonnepanelen en eten verbouwen
tijd en geld
primair en secundair

Slide 6 - Tekstslide

verzamelt allerlei informatie, o.a. 
over economische veranderingen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Prijsveranderingen berekenen
                                                                 nieuw - oud
   Stijging of daling in procenten = ------------------ x 100% 
                                                                       oud
                                   nieuw getal
   Indexcijfer = -------------------------- x 100
                              getal in basisjaar
indexcijfer 
basisjaar = 100

Slide 9 - Tekstslide

berekent het cpi =
consumentenprijsindexcijfer
Indexcijfers:
* basisjaar: indexcijfer = 100
* geen %-teken erachter
* afronden op 1 decimaal

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

  Opgave 12 (blz. 21)

Slide 12 - Tekstslide

  Opgave 12 (blz. 21)

Slide 13 - Tekstslide

  Opgave 12 (blz. 21)

Slide 14 - Tekstslide

Aan het werk
Maken: par. 1.3
opg. 1 t/m 11 (blz. 18)
Zelf nakijken via Magister ELO Studiewijzers

Slide 15 - Tekstslide

Waar gaat het om bij economie? 
Twee soorten behoeften: - primaire behoeften
                                                      - secundaire behoeften

Je kunt in je behoeften voorzien door: 
- zelfvoorziening
- consumeren
- collectieve voorzieningen 

Slide 16 - Tekstslide

Middelen die nodig zijn om behoeften te vervullen:
  • Tijd
  • Geld

Doordat deze middelen beperkt zijn, moet je als consument keuzes maken. Je moet prioriteiten stellen (bepalen wat je het belangrijkst vindt).

Slide 17 - Tekstslide

'Schaarste' bij het vak economie
Er zijn (productie)middelen nodig om het te kunnen verkrijgen. 

Voor schaarse goederen betaal je dus een prijs!!!


Slide 18 - Tekstslide

Tegenover schaarse goederen staan 
vrije goederen

Voor vrije goederen zijn geen middelen nodig en hoef je geen prijs te betalen, zoals zeewater, lucht, zonlicht en wind.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide