In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
- Kennen / mee rekenen met begrippen begrotingssaldo en staatsschuld.
- Idee van de inkomsten en uitgaven van de Nederlandse overheid.
Slide 2 - Tekstslide
Programma
- Herhaling begrippen
- Introductie: overheidsinkomsten en - uitgaven.
- Maken opgave 'De overheidsbegroting', vraag 8 - 11 (in de les).
- Wat oefeningen gezamenlijk.
- Thuis: Grofvuil (1-3)
Slide 3 - Tekstslide
Als het door de overheid wordt geproduceerd dan is het een...
A
Individueel goed
B
Collectief goed
C
Quasi-collectief goed
Slide 4 - Quizvraag
Het is winter en vannacht heeft het gevroren. Hendrik ziet er nu ongelofelijk tegen op om met de auto naar zijn werk te gaan. Gelukkig is er wel gestrooid. Het strooien van zout op de wegen is een voorbeeld van een:
A
Individueel goed
B
Quasi-collectief goed
C
Collectief goed
Slide 5 - Quizvraag
Een collectief goed is een ...
A
niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend goed
B
niet-uitsluitbaar en rivaliserend goed
C
uitsluitbaar en niet-rivaliserend goed
D
uitsluitbaar en rivaliserend
Slide 6 - Quizvraag
Water is een individueel goed
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Wat is GEEN collectief goed?
A
Een dijk (om hoog water tegen te gaan)
B
De politie in Nederland
C
Dierenambulance
D
De stoep voor je huis
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de definitie van Groen BBP
Slide 9 - Open vraag
Keynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn; klassieke modellen hebben betrekking op de lange termijn
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Wat kan de overheid volgens Keynesianen doen bij een situatie van onderbesteding?
A
Inkomstenbelasting verhogen
B
Export subsidiëren
C
Bezuinigen
D
BTW verhogen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen oorzaak van structurele werkloosheid
A
Fabriek wordt verplaatst naar china
B
Robots nemen het werk over
C
CD fabriek gaat failliet
D
de koopkracht van mensen daalt
Slide 12 - Quizvraag
Productiecapaciteit
A
Conjunctuur
B
Structuur
Slide 13 - Quizvraag
De productiecapaciteit wordt bepaald door ...
A
de arbeidsproductiviteit
B
het aantal mensen dat in een bedrijf werkt
C
de kapitaalgoederen die worden gebruikt
D
aantal mensen en kapitaalgoederen
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn volgens jou de belangrijkste ontvangsten van de overheid? Hoe groot (in miljarden)?
Slide 15 - Open vraag
Mijn salaris is gestegen van €2000 naar € 2040 per maand. De prijzen namelijk gemiddeld met 2% toe. Wat is mijn RIC?
A
-5%
B
91,2
C
95
D
100
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Wat zijn volgens jou de grootste uitgaven van de overheid en hoeveel (in miljarden)?