Thema 1 H4 schrijven

Thema 1 Hoofdstuk 4: schrijven
Aan het eind van de les:
- Heb je de 3 schrijfdoelen helder
- ken je het verschil tussen formeel/informeel taalgebruik
- Weet je hoe je rekening kunt houden met de voorkennis van de doelgroep
- Heb je zelf geoefend met het schrijven van een tekst


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 1 Hoofdstuk 4: schrijven
Aan het eind van de les:
- Heb je de 3 schrijfdoelen helder
- ken je het verschil tussen formeel/informeel taalgebruik
- Weet je hoe je rekening kunt houden met de voorkennis van de doelgroep
- Heb je zelf geoefend met het schrijven van een tekst


Slide 1 - Tekstslide

Schrijfdoelen
- instrueren (geb.wijs)
- informeren
- overtuigen (standpunt/argument)
(activeren/vermaken)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

^ Informeren
^ Activeren
^ Instructie geven
^ Overtuigen
Amuseren >

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Wat is het schrijfdoel van een
Ikea handleiding:
A
Amuseren
B
Informeren
C
Activeren
D
Instructie geven

Slide 7 - Quizvraag

 Formeel taalgebruik
  • Zoals gezegd: taalgebruik afstemmen op doelgroep
  • Zakelijke, officiële, plechtige manier van schrijven
  • Mensen die je niet (goed) kent of ouder zijn dan jij
  • Beleefd spreken, 'u' en bv. achternaam gebruiken
  • Vb: We beantwoorden uw mail zo spoedig mogelijk

Slide 8 - Tekstslide

Informeel taalgebruik
  • Niet-zakelijke en lossere manier van schrijven
  • Mensen die je goed kent, vrienden, leeftijdsgenoten
  • Spreekt de lezer aan met 'je'
  • Lijkt op spreektaal > eenvoudigere woorden > niet meer fouten maken!
  • Vb: Ik stuur je zo een reactie op jouw mail

Slide 9 - Tekstslide

Ik schrijf een e-mail naar mijn broer van 22 jaar. Doe ik dat op een formele of informele manier?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quizvraag

Een informele tekst lijkt meer op spreektaal
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Doelgroep - wat is dat?
  • Groep mensen voor wie je schrijft.
  • Goed beeld krijgen van de doelgroep.
  • Onderzoeken - wat weet de doelgroep al? (voorkennis)
  • Inleven en taalgebruik op afstemmen.
  • Tekst wordt doelgerichter en duidelijker.

Slide 12 - Tekstslide

Kinderen
Pubers
Mannen
Ouderen
Vrouwen
Zakenmensen

Slide 13 - Tekstslide

Bekijk deze
afbeelding
goed....
timer
0:10

Slide 14 - Tekstslide

Voor welke doelgroep is de
advertentie geschreven?
A
Kinderen
B
Ouders
C
Docenten
D
Medewerkers

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk
Thema 1; Hoofdstuk 4 schrijven
Theorie 1,2.3
Opdrachten 3,4,5,6 (voor 2 weken)

Slide 16 - Tekstslide

Deel 2 van de les
Aan het einde van de les:
- Hebben we de schrijfdoelen herhaald

- Kun je een goed stuk schrijven met inleiding, middenstuk en slot

- heb je je klasgenoot van goede feedback voorzien

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

4.4 Tekst schrijven
  • Opbouw van een 'goede' tekst
  • Inleiding, middenstuk (kern), slot

Slide 19 - Tekstslide

4.4 Tekst schrijven - inleiding
  • Je begint met de inleiding > aparte alinea
  • Aandacht trekken, aankondigen (vertellen wat je gaat behandelen)
  • Soms geef je je standpunt

Slide 20 - Tekstslide

4.4 Tekst schrijven - kern
  • Inleiding geschreven? Nu volgt het middenstuk
  • Je hebt info verzameld & deelvragen bij bedacht (wat moet lezer weten?)
  • Deelvragen uitwerken tot hele alinea's
  • Onderwerp wordt van verschillende kanten bekeken
  • Plaats witregels tussen de alinea's en passende tussenkopjes in tekst

Slide 21 - Tekstslide

4.4 Tekst schrijven - slot
  • Middenstuk geschreven? Nu volgt het slot
  • Komt terug op (vraag uit) inleiding en geeft bv. conclusie, advies
  • Herhaalt vaak het belangrijkste uit tekst
  • Door het slot wordt het verhaal mooi rond

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk:
Alle opdrachten afronden van Thema 1 H4 schrijven....
En wat nog meer af moest ;)


Slide 23 - Tekstslide