1kt 12.3

Programma

Leerdoelen


Aan de slag

Afsluiten


Programma      28 juni
  • Start
  • Terugblik
  • Leerdoelen
  • Uitleg 12.3
  • Aan de slag 12.3
  • Afsluiting
Vergelijking oplossen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma

Leerdoelen


Aan de slag

Afsluiten


Programma      28 juni
  • Start
  • Terugblik
  • Leerdoelen
  • Uitleg 12.3
  • Aan de slag 12.3
  • Afsluiting
Vergelijking oplossen

Slide 1 - Tekstslide


De mooiste fout!
Maak een foto van opgave 16 uit je schrift.
Upload deze hieronder!

Slide 2 - Open vraag

Vragen over het huiswerk?
12.2

Slide 3 - Woordweb

Lesdoelen

Aan het eind van deze les ..


.. weet je het verschil tussen een vergelijking en een formule.

.. kun je een vergelijking oplossen.







Slide 4 - Tekstslide

12.3  Verschil formule en vergelijking

Formule



Vergelijking                                                                                                                          


Een vergelijking kun je oplossen. Je kunt het IN-getal berekenen!




Een vergelijking heeft 1 onbekende/variabele.   Bijvoorbeeld: aantal x 2 + 4 = 20
Een formule heeft 2 onbekenden/variabelen.     Bijvoorbeeld: aantal x 2 + 4 = kosten

Slide 5 - Tekstslide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 
a5=b

Slide 6 - Tekstslide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?
a5=b

Slide 7 - Tekstslide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?     
a5=b
a5=85

Slide 8 - Tekstslide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?     
 
Los de vergelijking op:                 
a5=b
a5=85

Slide 9 - Tekstslide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?     
 
Los de vergelijking op:                 
a5=b
a5=85
a=17

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag

Maken en nakijken 18,19,20


Klaar? 

Kijk je werk na en maak test jezelf op je Ipad!



Werken in stilte of 

op fluitstertoon!




timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

11.3 Vergelijking oplossen
Stappenplan

1) Noteer de vergelijking
2) Maak een pijlenketting bij de vergelijking
3) Maak de omgekeerde pijlenketting
4) Los de vergelijking op (bereken het IN-getal).
5) Controleer je antwoord met de formule.

voorbeeld

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag

Maken en nakijken 18 t/m 25


Klaar? 

Kijk je werk na en maak test jezelf op je Ipad!



Werken in stilte of 

op fluitstertoon!




timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide


Noteer 1 vraag die je nog
wilt stellen 
of een opgave die je lastig vindt.

Slide 14 - Open vraag


Noteer 2 dingen die je tijdens 
deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open vraag

11.4 Hoeken berekenen 

Hoekensom driehoek = 180 graden 

Hoekensom vierhoek = 360 graden


Gestrekte hoek = 180 graden

Rechte hoek = 90 graden

Volle hoek = 360 graden

Overstaande hoeken zijn even groot.

Basishoeken zijn even groot.

Slide 16 - Tekstslide