301

Welkom!
Pak je 
spullen:
Dit lesuur:

  • Planning                                    (2 min)

  • Uitleg 3.1                                   (20 min)

  • Opdracht 9 en 13                    (15 min)

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je 
spullen:
Dit lesuur:

  • Planning                                    (2 min)

  • Uitleg 3.1                                   (20 min)

  • Opdracht 9 en 13                    (15 min)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

1. Je kunt beschrijven wat de drie mogelijke gevolgen van een kracht zijn.
2. Je kunt voor de zwaartekracht, de normaalkracht, de spierkracht, de veerkracht, de spankracht en de weerstandskrachten aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
3. Je kunt rekenen met de formules voor zwaartekracht en de veerkracht.
4. Je kunt de krachten op een voorwerp tekenen.

Slide 4 - Tekstslide

1. Je kunt beschrijven wat de drie mogelijke gevolgen van een kracht zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Een kracht kan je niet zien, wel...
  • De vervorming 
  • De versnelling of vertraging 
  • De richtingsverandering 

... die een kracht veroorzaakt
1. Je kunt beschrijven wat de drie mogelijke gevolgen van een kracht zijn.

Slide 6 - Tekstslide

4. Je kunt de krachten op een voorwerp tekenen.

Slide 7 - Tekstslide

Een kracht kan je tekenen als vector:
  • Aangrijpingspunt
  • Richting
  • Grootte 

De schaal van de vector geef je aan met dit teken: 
Dit spreek je uit als "komt overeen met".
4. Je kunt de krachten op een voorwerp tekenen.

Slide 8 - Tekstslide

2. Je kunt voor de
  • zwaartekracht,
  • normaalkracht,
  • spierkracht,
  • veerkracht,
  • spankracht
  • weerstandskrachten
aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
3. Je kunt rekenen met de formules voor zwaartekracht en de veerkracht.

Slide 9 - Tekstslide

2. Je kunt voor de
  • zwaartekracht,
  • normaalkracht,
  • spierkracht,
  • veerkracht,
  • spankracht
  • weerstandskrachten
aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
3. Je kunt rekenen met de formules voor zwaartekracht en de veerkracht.

Slide 10 - Tekstslide

2. Je kunt voor de zwaartekracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.

Slide 11 - Tekstslide

2. Je kunt voor de zwaartekracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Het zwaartepunt is de plek waarop de zwaartekracht aangrijpt.

Slide 12 - Tekstslide

2. Je kunt voor de zwaartekracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Het zwaartepunt is de plek waarop de zwaartekracht aangrijpt.
Fz=mg

Slide 13 - Tekstslide

2. Je kunt voor de zwaartekracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Het zwaartepunt is de plek waarop de zwaartekracht aangrijpt.
Fz=mg
3. Je kunt rekenen met de formules voor zwaartekracht.

Slide 14 - Tekstslide

2. Je kunt voor de normaalkracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.

Slide 15 - Tekstslide

2. Je kunt voor de normaalkracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Fz
Fz

Slide 16 - Tekstslide

2. Je kunt voor de normaalkracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Fz
Fz
FN
FN
De normaalkracht duwt terug vanaf de grond.

De normaalkracht is even groot als de zwaartekracht*.

Slide 17 - Tekstslide

2. Je kunt voor de spankracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.

Slide 18 - Tekstslide

2. Je kunt voor de spankracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Fz
Fz

Slide 19 - Tekstslide

2. Je kunt voor de spankracht, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Fz
Fz
Fspan
Fspan
De spankracht is de kracht in een touw wat een voorwerp op zijn plek houdt.

De spankracht is even groot als de zwaartekracht*.

Slide 20 - Tekstslide

2. Je kunt voor de weerstandskrachten, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.

Slide 21 - Tekstslide

2. Je kunt voor de weerstandskrachten, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Schuifweerstand
Rolweerstand
Luchtweerstand

Slide 22 - Tekstslide

2. Je kunt voor de weerstandskrachten, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Schuifweerstand
Rolweerstand
Luchtweerstand

Slide 23 - Tekstslide

2. Je kunt voor de weerstandskrachten, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Schuifweerstand
Rolweerstand
Luchtweerstand

Slide 24 - Tekstslide

2. Je kunt voor de weerstandskrachten, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Schuifweerstand
Rolweerstand
Luchtweerstand

Slide 25 - Tekstslide

2. Je kunt voor de weerstandskrachten, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Schuifweerstand
Rolweerstand
Luchtweerstand
is afhankelijk van 
- de ruwheid van de ondergrond.
- de kracht die op het voorwerp wordt uitgeoefend.

Slide 26 - Tekstslide

2. Je kunt voor de weerstandskrachten, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Schuifweerstand
Rolweerstand
Luchtweerstand

Slide 27 - Tekstslide

2. Je kunt voor de weerstandskrachten, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Schuifweerstand
Rolweerstand
Luchtweerstand
rijrichting
is afhankelijk van 
- de band.

Slide 28 - Tekstslide

2. Je kunt voor de weerstandskrachten, aangeven op welk voorwerp ze waar aangrijpen, in welke richting ze werken en hoe groot ze zijn.
Schuifweerstand
Rolweerstand
Luchtweerstand
is afhankelijk van 
- snelheid
- frontaal oppervlak
- lucht dichtheid
(als enige!)

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen bij 3.1

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
Maak 9 en 13
timer
12:00
Klaar? Werk aan de opdrachten bij de leerdoelen

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide