Werkwoorden 2

Goedemorgen klas 1A,
Vandaag...
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Lees in stilte uit het boek: Password. 
Pak je schoolspullen: etui, lesboek, schrift, wisbordje.

timer
30:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 1A,
Vandaag...
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Lees in stilte uit het boek: Password. 
Pak je schoolspullen: etui, lesboek, schrift, wisbordje.

timer
30:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd goed spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ziet de les eruit?
  • Nakijken huiswerk
  • Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Maken werkblad persoonsvorm t.t.
  • Nakijken werkblad
  • Jeugdjournaal
  • Schoolwerk

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Nakijken opdracht 5 en 6 blz. 239


Pak een rode/groene pen!

Slide 4 - Tekstslide

Hoe werkte het spellen van de persoonsvorm in de t.t.?
Schrijf zoveel mogelijk op!

Slide 5 - Open vraag

Drie manieren om de persoonsvorm te vinden:
1.Verander de tijd van de zin:
De juf geeft een bos bloemen.
De juf gaf een bos bloemen. 
2.Verander het getal van de zin:
Ik weet het ook niet.
Wij weten het ook niet. 
3.Maak de zin vragend:
Mama kookte stamppot. 
Kookte mama stamppot?

Slide 6 - Tekstslide

Bij het spellen van de persoonsvorm, ga je altijd uit van de ik-vorm van een werkwoord.

Zo vind je de ik-vorm van een werkwoord:
Het werkwoord dat in de tegenwoordige tijd achter ik komt te staan.
kijken          ik kijk
vinden         ik vind
dromen         ik droom
blijven         ik blijf

Slide 7 - Tekstslide

Zo schrijf je de persoonsvorm t.t.

Ik vorm
Ik vorm + T
Meervoud

Slide 8 - Tekstslide

Zo schrijf je de persoonsvorm t.t.

  • Ik vorm: ik, jij/je achter de pv, gebiedende wijs
  • Ik vorm + T: jij (je), u, hij, zij (ze), het
  • Meervoud: het hele werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden:

  • Ik vertel                                       ik antwoord
  • Vertel jij?                                    antwoord jij?
  • Vertel!                                         antwoord!
  • Jij vertelt                                     jij antwoordt
  • Hij vertelt                                    hij antwoordt
  • Vertelt zij?                                  antwoordt zij?
  • Jullie vertellen                           jullie antwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden:

  • De auto rijdt te hard.                                       De auto loopt te hard.
  • Rijdt hij te hard?                                              Loopt hij te hard?
  • Rijd je mee?                                                     Loop je mee?
  • Je broer rijdt te hard.                                      Je broer loopt te hard.
  • Rijdt je broer te hard?                                     Loopt je broer te hard?
  • Rijd je te hard?                                                Loop je te hard?

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak het werkblad persoonsvorm t.t.
Je werkt in stilte!
Klaar? Lezen uit Password.
timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Nakijken werkblad persoonsvorm t.t.


Pak een rode/groene pen!

Slide 13 - Tekstslide


Volgende les:
  • Maken: opdracht 2 en 3 blz. 200
  • Lezen uit Password: t/m blz. 123
Schoolwerk

Slide 14 - Tekstslide

Jeugdjournaal

Slide 15 - Tekstslide