Het Zeekleilandschap

Het Zeekleilandschap
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het Zeekleilandschap

Slide 1 - Tekstslide

Waar zou deze foto gemaakt kunnen zijn?

Slide 2 - Woordweb

Vandaag leren we:
  • De ligging van het zeekleilanschap
  • Het ontstaan van het zeekleilandschap
  • De kenmerken en het uiterlijk van het zeekleilandschap
  • De processen en afzettingen van het zeekleilandschap


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ontstaan landschap Laag-NL v.a. 10.000 jaar BP




  • Deze periode heet Holoceen
  • temperatuur steeg, zeespiegel ook.
  • klei werd afgezet achter de duinen.
BP staat voor: 'before present' oftewel: 'voor het heden'. Deze tijdsaanduiding wordt in de Aardrijkskunde vaak gebruikt. 
Het Holoceen, vroeger ook Alluvium genoemd, is het geologische tijdvak van 11.700 jaar geleden tot nu.

Slide 5 - Tekstslide

Ligging zeekleilandschap

Slide 6 - Tekstslide

Geloof het of niet, het zeekleilandschap is lang geleden gevormd door de zee. Bij vloed nam het water nieuwe sedimentdeeltjes mee. Ze bleven op het land achter toen het eb werd. Omdat het zeewater uitvloeide over grotere oppervlakken en de stroomsnelheid afnam, bezonken slibdeeltjes. Door het constante proces van aanvoer en bezinking van kleideeltjes slibden steeds hoger wordende slikken op. De dikke lagen klei in het huidige zeekleigebied zijn daarvan de restanten. 
Een slik is een droogvallende plaat in een getijdengebied. Slikken vallen droog bij laagwater en lopen onder water bij hoogwater
Slib of modderige grond is afzetting op de bodem van in stromend water aanwezige vaste deeltjes. Waar de stroomsnelheid afneemt, slaan de deeltjes als een soort klei neer op de bodem. Slib van natuurlijke oorsprong geeft meestal een vruchtbare bodem.

Slide 7 - Tekstslide

Het zeekleilandschap is vlak en open. Op zeekleigronden vindt doorgaans grootschalige landbouw plaats. Kleigrond is namelijk erg voedselrijk, houdt lang water vast en levert grote opbrengsten per hectare.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Vandaag de dag kun je in Zeeland en in het Waddengebied nog zien hoe zeeklei wordt gevormd. Buitendijks vind je daar de kwelders. Dat zijn opgeslibde kleibanken, die begroeid zijn met planten en die alleen bij zware storm en/of springvloed volledig overstromen. Eigenlijk wordt het woord kwelder alleen in het noorden gebruikt - in het zuidwestelijk zeekleigebied heten deze stukken land schorren.
Omdat schorren/ kwelders tijdens stormvloed of springtij volledig onder water komen te staan, groeien er louter planten die goed tegen zout kunnen. Lamsoor, zeeaster, zeekraal en zoutmelde bijvoorbeeld. Deze planten zijn van groot belang voor het voortbestaan van de schorren/ kwelders. De wortels houden het slib uit de zee vast. Omdat het wegslaan van de schorren/ kwelders door de golven tijdens stormvloed of springtij niet kan worden voorkomen, worden er vaak dammetjes aangelegd.

Slide 10 - Tekstslide

In welke provincies komt het Zeekleilandschap niet voor?
A
Drenthe, Noord Brabant en Zuid Holland
B
Overijssel, Limburg en Groningen
C
Gelderland, Overijssel en Drenthe
D
Noord Holland, Flevoland en Utrecht

Slide 11 - Quizvraag

Hoe is het zeekleilandschap ontstaan in Nederland?
A
Door de boeren die de klei uit de zee haalden
B
Door het zeewater dat over land is uitgespoten
C
Door de buitendijkse kwelders in de Waddenzee
D
Door de klei die afgezet door de zee in het holoceen

Slide 12 - Quizvraag

Kenmerken van het zeekleilandschap zijn:
A
Open platte vlaktes waar veel landbouw plaatsvindt
B
Lange platte stukken grond met veel vegetatie
C
Modderachtige gebieden die drooggelegd zijn
D
Moerassige gebieden net achter de duinen

Slide 13 - Quizvraag

Kwelders/ schorren zijn:
A
Kleine stukjes van het zeekleilandschap
B
Kleine beestjes in de grond die de bodem vruchtbaar maken
C
Opgeslibde kleibanken, die begroeid zijn met planten
D
Dijken rondom de polders

Slide 14 - Quizvraag

Stel tot slot een goede vraag over deze les.

Slide 15 - Open vraag