Oefenen bij unité 6

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programme du jour

De 3 onderdelen (zinnen/woorden/grammatica) oefenen via LessonUp. 

Slide 3 - Tekstslide

1. Woorden

Slide 4 - Tekstslide

le café
la crêpe
le lait
le légume
le thé
le poisson
la viande

Slide 5 - Sleepvraag

Choisis (kies):
_________ un plat principal
A
je prends
B
tu parles

Slide 6 - Quizvraag

Choisis (kies):
_________ une pizza, s'il vous plait.
A
je voudrais
B
je déteste

Slide 7 - Quizvraag

Choisis (kies):
_________ dix euros.
A
tu peux
B
ça coute

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal: aussi

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: bon appétit

Slide 10 - Open vraag

positif
négatif
détester
adorer
bon
le problème
j'aime
cher

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is de Franse vertaling voor "water"?
A
lait
B
thé
C
café
D
eau

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal: voor mij

Slide 13 - Open vraag

Vertaal: eten

Slide 14 - Open vraag

2. Zinnen 

Slide 15 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde van een bezoek aan een terras
1
2
3
4
5
6
Un coca et un pizza, s'il vous plait.
Monsieur, l'addition s'il vous plait.
Bonjour!
De rien. Au revoir!
Monsieur, la carte s'il vous plait.
Merci et au revoir!

Slide 16 - Sleepvraag

Hierna ga je zinnen vertalen
Let op: zet ook de punten/vraagtekens/uitroeptekens er bij!
Anders wordt het antwoord fout gerekend.

Slide 17 - Tekstslide

Vertaal:
Bedankt en tot ziens!

Slide 18 - Open vraag

Vertaal:
Waar zijn de wc's?

Slide 19 - Open vraag

Vertaal:
Houd je van pannenkoeken?

Slide 20 - Open vraag

Vertaal:
Graag gedaan.

Slide 21 - Open vraag

3. Grammatica
Regelmatige werkwoorden vervoegen

Slide 22 - Tekstslide

Welke werkwoorden op -er uit chapitre 1 (en 2) ken je nog meer?

Slide 23 - Open vraag

Hoe vervoeg je deze werkwoorden?
Maak eerst de stam
De stam maak je door -ER van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl-
danser --> dans-

Slide 24 - Tekstslide

Vervolgens plak je de goede uitgangen er achter:

donner = geven
stam = hele werkwoord zonder -er 
donner -er eraf --> donn

je donne                       =  ik geef
tu donnes                    =  jij geeft
il / elle / on donne    = hij / zij /                                              men geeft
nous donnons           = wij geven
vous donnez               = jullie                                           geven / u geeft
ils / elles donnent     = zij geven

Slide 25 - Tekstslide

Als je deze regel weet, kun je alle regelmatig werkwoorden op -er vervoegen
Hele werkwoord  en daar haal je -er vanaf, daarna plak je de uitgang erbij!!
je + stam + e                          
tu + stam + es                                                  il / elle / on + stam + e         
nous + stam + ons
vous + stam + ez
ils / elles + stam + ent

Slide 26 - Tekstslide

Tu te souviens? 

Slide 27 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van het werkwoord
ww = PARLER
nous.....
A
parles français.
B
parlons français.
C
parlent français
D
parlez français.

Slide 28 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het werkwoord
ww = AIMER
je / j'
A
J'aime la musique.
B
Je aime la musique.
C
J'aimes la musique.
D
J'aiment la musique.

Slide 29 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het werkwoord
ww = REGARDER
ils....
A
regardes le football.
B
regardons le football.
C
regardez le football.
D
regardent le football.

Slide 30 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het werkwoord
ww = PARLER
vous.....
A
parle japonais.
B
parles japonais.
C
parlez japonais.
D
parlent japonais.

Slide 31 - Quizvraag

Einde van de oefentoets

Slide 32 - Tekstslide

Merci et au revoir!😃🙋🏼‍♀️

Slide 33 - Tekstslide