CE-training: Hoofdzaken en bijzaken

Nederlands - CE-training
Sport en Bewegen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - CE-training
Sport en Bewegen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Vrij lezen
  • Toetsresultaten periode 5
  • Inschrijven CE
  • Meest gemaakte fouten (deel 1):
          + tekstdoelen      
          + hoofd- en bijzaak
  • Examensprint oefening (8 vragen)
  • Zelfstandig verder werken*
  • Klassikale terugkoppeling

Slide 2 - Tekstslide

Vrij lezen

Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Doel
In dit lesdeel leer je:


  • vijf tekstdoelen benoemen
  • herkennen van het tekstdoel bij geschreven en gesproken teksten 

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn alle tekstdoelen?
A
informeren, overtuigen, instrueren, overhalen en amuseren
B
activeren, overhalen, informeren, instrueren en amuseren
C
kranten, tijdschriften, interviews, forums en tv
D
informeren, overtuigen, bemoeien, vertellen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 7 - Quizvraag


Wat is het tekstdoel? Het tekstdoel van een betoog is ...
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een
'ingezonden brief'?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 9 - Quizvraag

Hoofd- en bijzaken

Slide 10 - Tekstslide

Doel
In dit lesdeel leer je:


  • het verschil tussen hoofd- en bijzaken benoemen;
  • onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in zinnen en korte teksten;
  • benoemen wanneer een hoofdzaak verandert in een bijzaak en andersom.

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdzaken
Elke geschreven of gesproken tekst gaat ergens over, dat is het onderwerp. 
Een tekst heeft ook een doel: informeren, instrueren, overtuigen, overhalen of amuseren. 

Niet alle informatie is even belangrijk om dat doel te bereiken. Sommige informatie kun je weglaten. Informatie die echt belangrijk voor het tekstdoel is, noem je hoofdzaken
Zonder deze informatie kun je de tekst niet begrijpen. 

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer is iets een hoofdzaak?
A
Als je de tekst ook kunt begrijpen zonder deze informatie.
B
Als je de informatie nodig hebt om de tekst te begrijpen.
C
Als je de tekst alleen interessant vindt door deze informatie.

Slide 13 - Quizvraag

Bijzaken
Naast hoofdzaken bevat een tekst ook vaak bijzaken. Een tekst bereikt zijn doel niet zonder de hoofdzaken, maar kan zijn doel wel bereiken zonder de bijzaken

Voorbeelden en extra uitleg zijn bijzaken. Ze maken de tekst helderder of leuker. Bijzaken kun je weglaten.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is uit de onderstaande tekst de hoofdzaak?

Ik ben vandaag later in de les, want ik moet eerst naar
de tandarts.
timer
0:25

Slide 15 - Open vraag

Is een hoofdzaak vaak een voorbeeld?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Je vindt hoofdzaken meestal aan het begin of aan het eind van een tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Een tekst beantwoordt wie-, wat-, waar-, wanneer- en hoe-vragen over het onderwerp. Hoofdzaken geven antwoord op minimaal één van die vragen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de hoofdzaak van deze zin? (noteer de hele zin)

Verschillende automerken, zoals Fiat, Audi en BMW,
hebben elektrische auto's.
timer
0:25

Slide 19 - Open vraag

Wat is een bijzaak in de volgende zin?

"Verschillende automerken, zoals Fiat, Audi en BMW, hebben elektrische auto's."
A
Verschillende automerken
B
Fiat, Audi en BMW
C
elektrische auto's
D
er is geen bijzaak in deze zin

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van
de tekst?
A
dagprogramma (in een gevangenis)
B
arbeid (in een gevangenis)
C
voedsel (in een gevangenis)
D
Ad (in een gevangenis)

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte
van de tekst?
A
Om half twaalf gaan alle gevangenen terug naar hun cel.
B
Niet alle gevangenen hebben hetzelfde dagprogramma.
C
Het programma van Ad begint om half acht.
D
Het gevangenisleven is zo slecht nog niet.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de onderwerp van de
tekst?
A
tatoeage
B
huidcellen
C
huidbescherming
D
samenstelling van inkt

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van
de tekst?
A
Als je met een pen op je arm tekent, verdwijnt de tekening na een tijdje. Dat komt doordat de inkt samen met de dode huidellen van je lichaam valt.
B
De huid schrikt van de tatoeage-inkt, omdat het een onbekende stof is.
C
En dat is nou net de truc: de huid wordt gewoon ververst, maar de ingekapselde inkt blijft voor altijd en eeuwig zitten.
D
Het inkapselen van inkt is dus eigenlijk een beschermingstruc van je lichaam, maar wordt door tatoeëerders slim gebruikt om de inkt voor altijd op z'n plek te houden.

Slide 26 - Quizvraag

SAMENVATTING
In elke tekst staat belangrijke en minder belangrijke informatie. Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst. Het onderwerp, de hoofdgedachte, de conclusie of een samenvatting geven veel informatie over de hoofdzaak van de tekst.

Kijk op zogenaamde voorkeursplaatsen. Voorkeursplaatsen voor de hoofdzaak zijn bijvoorbeeld de titel, het begin of eind van een tekst. Aan het begin van de tekst vind je het onderwerp en soms de hoofdgedachte van de tekst. Vaak vind je de hoofdgedachte aan het eind van een tekst.








Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

En nu...
Examensprint > Gericht trainen > Lezen >

NuNederlands: Lezen h.4
(bestuderen + maken)

Vrij lezen (voorbereiden boekenpitch)

Slide 29 - Tekstslide

Wat hebben we gedaan?

  1. Vrij lezen: nog 2 weken tot pitch
  2. rapportcijfer 5 + inschrijven CE

  3. Herhalen theorie: tekstdoelen, hoofd- en bijzaken, onderwerp en hoofdgedachte

  4. Examensprint / Lezen §4.1 + §4.2* 
  5. Verder met vrij lezen
Lesdoel:
Je kunt de verschillen tussen hoofd- en bijzaken benoemen

Je kunt hoofd- en bijzaken in teksten onderscheiden

Je bereidt jezelf verder voor op het CE

Je maakt meters voor je boekenpitch

Slide 30 - Tekstslide