BS 4 De hersenen

Thema 9 Regeling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 9 Regeling

Slide 1 - Tekstslide

BS 4 De hersenen

Slide 2 - Tekstslide

Waar gaat deze bassistof over?
  • Hersenstam
  • Grote hersenen
  • Functies van de grote hersenen
  • Kleine hersenen
  • Stoffen die het zenuwstelsel beïnvloeden
  • Medicijnen
  • Drugs
  • Risico’s

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  •  Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.
  •  Je kunt de invloed van medicijnen, alcohol en drugs op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Slide 4 - Tekstslide

Woordenlijst

Slide 5 - Tekstslide

Inleiding 


Je hersenen bestaan uit de hersenstam, de grote hersenen en de kleine hersenen. In de hersenen liggen zo’n honderd miljard zenuwcellen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Hersenstam
  • Ligt in het verlengde van het ruggenmerg.
  • Geleid impulsen:
  • Ruggenmerg --> grote & kleine hersenen
  • Grote & kleine hersenen --> ruggenmerg
  • Zintuigen in hoofd en hals --> grote & kleine hersenen
  • Grote & kleine hersenen --> Spieren en klieren in hoofd en hals

Slide 8 - Tekstslide

Hersenstam
  • Ligt in het verlengde van het ruggenmerg.
  • Geleid impulsen:
  • Ruggenmerg --> grote & kleine hersenen
  • Grote & kleine hersenen --> ruggenmerg
  • Zintuigen in hoofd en hals --> grote & kleine hersenen
  • Grote & kleine hersenen --> Spieren en klieren in hoofd en hals

Slide 9 - Tekstslide

Zijaanzicht
Onderaanzicht

Slide 10 - Tekstslide

De hersenschors met de ligging van een aantal hersencentra.

Slide 11 - Tekstslide

Bovenzijde 
dwarsdoorsnede 

Slide 12 - Tekstslide

Grote hersenen
Grote hersenen verwerken veel impulsen die van je zintuigen af komen. 
Hier worden ze verwerkt en word je je bewust van een prikkel. 

Slide 13 - Tekstslide

Hersencentra (grote hersenen)
Cellichamen van schakelcellen liggen in groepen bij elkaar: de hersencentra.
  1.  Gevoelscentra: ontvangen informatie van zintuigen.
  2. Bewegingscentra: sturen spieren of klieren aan.

Slide 14 - Tekstslide

Kleine hersenen
De kleine hersenen coördineren de samenwerking van je spieren. Je kleine hersenen laten hiervoor een aantal spieren precies op tijd hun werk doen. 

De kleine hersenen zorgen dus voor coördinatie. 


Slide 15 - Tekstslide

Om je evenwicht te bewaren  
Als je ene bal vangt 

Slide 16 - Tekstslide

B4 - Beïnvloeding van het zenuwstelsel
Stoffen die het zenuwstelsel beïnvloeden: 
  • Medicijnen
  • Alcohol
  • Tabak
  • Drugs 
Deze stoffen kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren (bevorderen). Daardoor hebben ze invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken.

Slide 17 - Tekstslide

Medicijnen 
Sommige medicijnen remmen de werking van het zenuwstelsel.

Je wordt suf en je reactievermogen neemt af.

Slide 18 - Tekstslide

Alcohol. 
  • Alcohol gaat via je bloed naar je hersenen en heeft een verdovende werking op je hersenen -> je reageert langzamer. 
  • Gevolgen: leerstoornissen, depressies en geheugenstoornissen.




Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Drug
Drugs zijn stoffen die de werking van het centrale zenuwstelsel beïnvloeden. Ze hebben invloed op je gevoelens, bewustzijn en zintuigen. Je kunt drugs onderverdelen in drie groepen:
• verdovende middelen (downers)
• stimulerende middelen (uppers)
• bewustzijnsveranderende middelen (trippers)

Slide 21 - Tekstslide

Verdovende middelen (downers)
Geven je een ontspannen gevoel. Ze maken je rustig en blij. Je hartslag en ademhaling worden langzamer. Je spieren ontspannen en impulsen vanaf je zintuigen worden minder goed verwerkt. Ook je reactievermogen neemt af. 

Voorbeelden van verdovende middelen zijn alcohol, GHB en heroïne.

Slide 22 - Tekstslide

Stimulerende middelen (uppers)
Geven je het gevoel dat je meer energie en zelfvertrouwen hebt. Je hart gaat sneller kloppen, je haalt sneller adem en je spieren spannen zich aan. 
Voorbeelden van stimulerende middelen zijn energiedrankjes, tabak en xtc

Slide 23 - Tekstslide

Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)
Verstoren je waarnemingen en veranderen je stemming. Je ziet dingen die er niet zijn. Je hartslag versnelt een beetje en je bloeddruk gaat omhoog. 
Voorbeelden van bewustzijnsveranderende middelen zijn cannabis (hasj en wiet) en paddo’s.

Slide 24 - Tekstslide

Risico’s
  • Verslaving 
  • Dopamine 
  • Tolerantie
  • Lichamelijk afhankelijkheid 
  • Geestelijke afhankelijkheid  


Slide 25 - Tekstslide

Gehoorzintuigencellen vangen geluiden op en zetten ze om in impulsen die naar de hersenen worden geleid. Waar in de hersenen worden deze impulsen verwerkt tot een bewuste waarneming van geluid?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam

Slide 26 - Quizvraag

De aap heeft jeuk. Via uitlopers van zenuwcellen komen                     eerst aan in zijn                          . Daarna komen de                     aan in de             hersenen.
impulsen
ruggenmerg
impulsen
grote
kleine
prikkels
prikkels
hersenstam

Slide 27 - Sleepvraag

Huiswerk

  • Lezen bs 
  • Maken woordenlijst bs 
  • Maken opdrachten bs  digitaal 

Slide 28 - Tekstslide