In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Interbellum
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent Interbellum?
Slide 2 - Open vraag
Nederland was neutraal. Wat betekent dat het dat Nederland neutraal is?
A
Dat je niet mee doet aan de oorlog.
B
Dat je niet een kant kiest tijdens een oorlog.
C
Dat je het leger klaar zet om aan te kunnen vallen.
D
Dat je het leger klaar zet om te kunnen verdedigen.
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de Republiek van Weimar?
A
Het regime van Hitlers NSDAP
B
De democratische parlementaire Duitse regering na WOI
C
Het bestuur van Nederland tijdens het interbellum
D
Duitsland tijdens het keizerrijk onder Wilhelm II
Slide 4 - Quizvraag
Wat was de oorzaak van de (hyper)inflatie in Duitsland in 1923?
A
Het verdrag van Versailles
B
het Dawesplan
C
De mislukte staatsgreep van Hitler
D
De Franse bezetting van het Ruhrgebied
Slide 5 - Quizvraag
Wat stond niet in het Verdrag van Versailles?
A
Duitsland moet grondgebied afstaan
B
Duitsland moet leningen aan de VS afbetalen
C
Het Duitse leger mag niet meer dan 100.000 soldaten hebben
D
De Duitsers moeten grote bedragen aan schadevergoeding betalen
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer was het Interbellum?
A
1914-1918
B
1918-1933
C
1919-1939
D
1940-1945
Slide 7 - Quizvraag
De Fransen hebben na de Eerste Wereldoorlog een stuk Duitsland bezet
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Waarom was de Volkenbond niet zo succesvol?
A
De Amerikanen deden niet mee
B
De afspraken in de Volkenbond waren niet duidelijk
C
Er was geen goede vergaderplek
D
De Nederlanders deden niet mee
Slide 9 - Quizvraag
Direct na WO I kwam er een nieuwe Duitse regering. Hoe wordt deze nieuwe Duitse regering genoemd?
Slide 10 - Open vraag
Waarom leende de VS geld aan Duitsland?
A
De VS wilde een nieuwe oorlog voorkomen
B
Duitsland zou dan producten van de VS kopen
C
Dit was afgesproken in het Verdrag van Versailles
D
De VS kreeg het geld met rente terug en Frankrijk zou de leningen aan de VS kunnen afbetalen
Slide 11 - Quizvraag
Wat was het gevolg van het Dawesplan?
A
massale werkloosheid
B
opkomst van Hitler en NSDAP
C
verbeterde economische situatie
D
hyperinflatie
Slide 12 - Quizvraag
In de jaren '20 kochten Amerikanen aandelen met geleend geld
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Wat is één van de oorzaken van de Beurskrach?
A
Duitsland heeft te grote schulden
B
Overproductie en de koersen dalen
C
Amerikanen verkopen hun aandelen niet meer
D
Amerikanen kochten massaal aandelen
Slide 14 - Quizvraag
Wat gebeurt er als er extra geld wordt bijgedrukt?
A
Prijzen dalen
B
Prijzen stijgen
Slide 15 - Quizvraag
Drie gebeurtenissen: 1. Hitler komt aan de macht 2.De Fransen bezetten het Ruhrgebied 3.De beurskrach Wat is de goede volgorde? Begin bij het langst geleden.
A
1-2-3
B
2-3-1
C
3-1-2
D
3-2-1
Slide 16 - Quizvraag
Wat was een oorzaak van de ontwikkeling die te zien is in de bron?
A
de afschaffing van de parlementaire democratie in Duitsland
B
de bepalingen van het Verdrag van Versailles
C
de beurskrach op Wallstreet in de Verenigde Staten
D
de oprichting van de Republiek van Weimar
Slide 17 - Quizvraag
De nationaal socialisten vonden het Verdrag van Versailles zeer rechtvaardig voor Duitsland
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Wat wil de tekenaar van deze spotprent duidelijk maken? (Versailles treaty = Verdrag van Versailles)
Slide 19 - Open vraag
Welke groep wordt niet aangesproken door de ideeën van de NSDAP?
A
Werklozen
B
Middenstanders
C
Eigenaren grote bedrijven
D
Communisten
Slide 20 - Quizvraag
Wat hoort wel bij nationaal socialisme maar niet bij fascisme?
A
Tegen democratie
B
Tegen het communisme
C
Voor geweld
D
Tegen Joden
Slide 21 - Quizvraag
Wat betekenen de letters NSDAP?
Slide 22 - Open vraag
Hoe kwam Hitler aan de macht?
A
Hij pleegde een staatsgreep
B
Hij erfde het Duitse Keizerrijk van zijn vader
C
Hij pleegde fraude bij de verkiezingen
D
Hij werd democratisch gekozen
Slide 23 - Quizvraag
In Duitsland na 1933 was er geen vrijheid van meningsuiting
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Welk land werd door Duitsland aangevallen toen WO 2 begon?
A
Nederland
B
Frankrijk
C
Engeland
D
Polen
Slide 25 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met antisemitisme?
Slide 26 - Open vraag
Waarom wilde Soekarno samenwerken met de Japanners in WO 2?
A
Omdat hij Azië vrij wilde maken van westerse overheersing
B
Omdat hij voor de ideeën van Duitsland was in wo 2
C
Omdat hij bij de NSDAP zat
D
Omdat hij een hekel had aan Nederlanders en vond dat die in kampen moesten leven
Slide 27 - Quizvraag
In welk jaar werd de Neurenberger wetten ingevoerd
A
1929
B
1935
C
1933
D
1938
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een gevolg van de Neurenberger Wetten?
A
Joden raakten hun burgerrechten kwijt
B
Joden mochten niet meer met niet-Joden trouwen
C
A en B zijn allebei goed
D
Beiden zijn fout
Slide 29 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de omschrijving?
"Anti joodse wetten, bepalingen over huwelijken en geslachtsgemeenschap tussen joden en niet-joodse Duitsers. Joden werd het Duits staatsburgerschap ontnomen."
A
Neurenberger wetten
B
Fascisme
C
Nationaalsocialisme
D
Kristallnacht
Slide 30 - Quizvraag
Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?
A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Amerikaanse president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.
Slide 31 - Quizvraag
Waar staat NSB voor?
A
Nederlandse Socialistische Beweging
B
Nationaal-Socialistische Beweging
C
Nederlands Stem Bestuur
D
Nationaal-Socialistisch Bestuur
Slide 32 - Quizvraag
Wat houden 'de Neurenberger wetten' in?
A
Deze wetten ontnemen de Joodse Duitsers het stemrecht.
B
Deze wetten ontnemen de Joodse Duitsers het burgerrecht