figuurlijk taalgebruik 3K en 3B

Welkom
PLATTEGROND
Pak je boek, schrift, pen.
Neem iets om te lezen.
Wacht tot de les begint.
Ga lekker lezen.

timer
10:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom
PLATTEGROND
Pak je boek, schrift, pen.
Neem iets om te lezen.
Wacht tot de les begint.
Ga lekker lezen.

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Waar denk je aan bij figuurlijk taalgebruik?

Slide 3 - Woordweb

10

Slide 4 - Video

Wat is letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 5 - Open vraag

Quiz
Lokaal in vier vakken verdelen: A/ B/ C/ D.
Vraag laten zien.
Loop naar het juiste antwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 8 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Dat is een goed middel voor je zieke paard.
B
Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn moeder eet graag kip.
B
Mijn moeder is kippig.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.

Slide 12 - Quizvraag

Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.

Slide 14 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Veronique draagt een gouden ring.
B
Hij scoorde ringloos in de basket.
C
Door hem ben ik nu de sigaar.
D
Hij rookte stiekem een sigaar.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 18 - Quizvraag

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik.
A
Waar
B
Niet waat

Slide 19 - Quizvraag

Zelfstandig werken 3Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Startopdracht klassikaal doen.
Blz. 102-104, opdracht 1 en 2.
Tekst eerst klassikaal lezen!
Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werken 3Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
blz. 102-107, opdr. 1 t/m 9

Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 21 - Tekstslide