4. Arbeiders strijden voor hun rechten

4. Arbeiders strijden voor hun rechten
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4. Arbeiders strijden voor hun rechten

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen hoe en wanneer Nederland een industriële samenleving werd.
  • Je kunt uitleggen wat het socialisme inhoudt en waarom er twee groepen socialisten waren.
  • Je kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat een sociale wet is.

Slide 2 - Tekstslide

Nederland industrialiseert laat (1)
  • Pas vanaf 1870

  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie

  • Geen geschikte grondstoffen voor industrie

  • Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870

Slide 3 - Tekstslide

Nederland industrialiseert laat (2)
  • Slechte infrastructuur

  • Grondstoffen kopen in het buitenland was duur

  • Protectionisme: landen beschermen hun eigen producten door producten uit andere landen (heel) duur te maken

Slide 4 - Tekstslide

Nederland industrialiseert...toch
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken
  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid

  • Willem 1 wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie

  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 5 - Tekstslide

Gevolgen van de industrialistatie

  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer concurreren tegen de fabrieken.

  • Arbeiders trekken naar de stad: urbanisatie

  • Steden groeien erg snel

Slide 6 - Tekstslide

Liefdadigheid
Net als in Engeland zijn de omstandigheden hier verschrikkelijk. 
- qua wonen
- qua werken
Veel mensen zijn afhankelijk van liefdadigheid. Deze liefdadigheid kwam van de kerk of rijke mensen. In deze tijd was er nog geen overheid die voor zijn mensen zorgde. 

Slide 7 - Tekstslide

Rond 1850 ontstond het socialisme
Het socialisme wilde betere arbeidsomstandigheden voor fabrieksarbeiders

Karl Marx bedacht het socialisme, hij wilde dat de maatschappij geen klassen en standen meer had

Slide 8 - Tekstslide

Revolutie

Een strijd tussen rijk en arm en de arbeiders zouden de macht grijpen. 
Geen prive bezit meer en het kapitaal zou van iedereen zijn. 
Dit zou het einde van de klassenmaatschappij zijn. 
Gematigde groep 

De sociaal democraten heten deze groep. Bezit kan wel. Ze wilden vooral de arbeidsomstandigheden verbeteren. Dit kan je doen door het oprichten van een vakbond. 
Via wetten was nog beter. Maar dan moest je genoeg stemmen krijgen. En nog niet iedereen mocht stemmen. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het socialisme?
A
politieke stroming die gelijke rechten wil voor mannen en vrouwen
B
politieke stroming die opkomst voor zoveel mogelijk vrijheid voor de bevolking
C
politieke stroming die uitbuiting van arbeiders door fabriekseigenaren wil stoppen
D
politieke stroming waarbij bedrijven zo veel mogelijk winst kunnen maken

Slide 10 - Quizvraag

Wie was de grondlegger van het socialisme?
A
B
C
D

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Wat is de Sociale Kwestie? (1)
  • Een kwestie is een probleem

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? (2)
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht

Slide 14 - Tekstslide

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 15 - Tekstslide


De sociale kwestie

Slide 16 - Tekstslide

Videofragment Daens

Hierop moet je leten tijdens de video:

  • In welke omstandigheden werkt men?
  • Zijn er zaken die nu niet meer zouden kunnen?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slechte werkomstandigheden
  • onveilig en ongezond, saai werk
  • lange werkdagen (14u/dag)
  • lage lonen => amper gezin onderhouden
  • Geen rechten !

Slide 19 - Tekstslide

Kinderarbeid

  • Goedkoper dan volwassenen.
  • Nauwelijks onderwijs gehad (leerplicht vanaf 1900)
  • Noodzakelijk voor onderhoud gezin.

Slide 20 - Tekstslide

Erbarmelijke woonomstandigheden
  • slechte kleine huisjes (krotten)
  • grauwe arbeiderswijken
  • veel gezinsleden
  • slecht eentonig voedsel (vlees was zeldzaam)
  • hoge kindersterfte
  • weinig hygiëne -> één toiletblok voor heel de wijk.

Slide 21 - Tekstslide

Sociale kwestie
  • Grote vraag naar liefdadigheid (sociale kwestie)
  • sociale wetgeving:
  1. Armenwet (1854)
  2. Kinderwetje van Van Houten (1874)
  3. Ongevallenwet (1901)
  4. Woningwet (1901)

Slide 22 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? (1)
  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)

  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.

Slide 23 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? (2)

  • Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)

  • Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen

Slide 24 - Tekstslide

Liberalen

  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid

  • Economie helemaal vrij laten

  • Sociale wetten kosten teveel geld

  • Rechts in de politiek

Slide 25 - Tekstslide

Confessionelen
  • Confessie=geloof (Protestant/Rooms-katholiek)

  • Ongelijkheid omdat God het zo wil

  • Goede christenen helpen elkaar

  • Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen

Slide 26 - Tekstslide

Socialisten
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen

  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)

  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)

  • Links in de politiek

Slide 27 - Tekstslide


Feminisme



  • Vrouwen die opkomen voor de (gelijke) rechten van de vrouw
  • Zoals kiesrecht en het worden toegelaten op universiteiten

Slide 28 - Tekstslide


Vereeniging voor 
Vrouwenkiesrecht (VVVK)


Wilhelmina Drucker
Aletta Jacobs

Slide 29 - Tekstslide

Socialisme
Liberalisme
Fabrieks arbeiders
Fabrieksbazen
Grote rol overheid
Kleine rol overheid
Gelijkheid
Vrijheid
Sociale Kwestie

Slide 30 - Sleepvraag

Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Sociale kwestie vanuit geloof oplossen
Karl Marx
Zo weinig mogelijk bemoeienis van de overheid 
De sociale kwestie zal zichzelf oplossen
Fabrieken moeten van de overheid zijn
Er moet een revolutie komen
Overheid moet sociale wetten maken
Vakbond
Overheid heeft plicht om voor burgers te zorgen

Slide 31 - Sleepvraag

Oorzaak
Tussenstap
Gevolg
Industriële Revolutie
Urbanisatie
Sociale kwestie

Slide 32 - Sleepvraag

Zet de begrippen in de juiste volgorde van tijd.
Begin met het begrip dat het eerst plaatsvind en eindig met het begrip dat het laatst plaatsvind.
Liefdadigheid
Sociale kwestie
Algemeen kiesrecht
Beurskrach
Plan van Arbeid

Slide 33 - Sleepvraag