2 kgt 5.2 Lezen les 1

2 kgt 5.2 Lezen les 1
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2 kgt 5.2 Lezen les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je kent de signaalwoorden voor tekstverband conclusie.
Je weet wat de functie is van een inleiding en een slot.

Slide 2 - Tekstslide

Dit weet je al.
Welke zin hoort bij welk tekstdeel. Kies steeds uit: inleiding - kern - slot.

1. Hier wordt de tekst afgerond.
A
inleiding
B
kern
C
slot

Slide 3 - Quizvraag

Dit weet je al.
Welke zin hoort bij welk tekstdeel. Kies steeds uit: inleiding - kern - slot.

2. Hier wordt kort het onderwerp genoemd.
A
inleiding
B
kern
C
slot

Slide 4 - Quizvraag

Dit weet je al.
Welke zin hoort bij welk tekstdeel. Kies steeds uit: inleiding - kern - slot.

3. Hier staat meer informatie over het onderwerp.
A
inleiding
B
kern
C
slot

Slide 5 - Quizvraag


Lees tekst 1 en 2 nauwkeurig. (klik op het plaatje om te vergroten) Het zijn fragmenten uit twee verschillende teksten.
Wat is het onderwerp van beide teksten?
A
boswachter Richard
B
overnachten in het bos
C
zwervers in het bos

Slide 6 - Quizvraag


Nogmaals tekst 1 en 2.
Welke antwoord is juist.
A
tekst 1 is een inleiding tekst 2 is een kern
B
tekst 1 is een kern tekst 2 is een slot
C
tekst 1 is een slot tekst 2 is een inleiding
D
tekst 1 is een inleiding tekst 2 is een slot

Slide 7 - Quizvraag

Leertekst
herhaling - signaalwoorden
Vorig jaar en dit jaar heb je deze tekstverbanden en signaalwoorden geleerd. 

opsomming
ten eerste, ook, bovendien, verder
tegenstelling
maar, daarentegen. toch, echter, integendeel
volgorde
eerste, dan, daarna, vervolgens, ten slotte
tijd
voordat, terwijl, tijdens, alvast, later
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld (hier)van is, zo, zoals, ter illustratie
reden
want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk

Slide 8 - Tekstslide

Lees nogmaals de tekst en beantwoord de vragen op de volgende slides.

Slide 9 - Tekstslide

In deze tekst staan
twee signaalwoorden.
Schrijf ze op.

Slide 10 - Open vraag

Welke tekstverbanden horen bij
de signaalwoorden die je in de
vorige vraag hebt gevonden?

Slide 11 - Open vraag

Leertekst
Signaalwoorden: Conclusie
In het slot van een tekst lees je vaak in één zin wat het belangrijkst is. Die zin is de conclusie van de tekst. Het is een samenvatting van alle informatie die de schrijver in de tekst heeft gegeven of een herhaling van zijn mening. 

Signaalwoorden die een conclusie aangeven: dus, dan ook, kortom
Het is dus niet zo moeilijk om in een bos te overleven.
• Ik ga dan ook zeker een keer in het bos overnachten.
Kortom, overnachten in een bos is een feestje!

Een conclusie is vaak een mening. Je hoeft het er dus niet mee eens te zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Vragen over de leertekst
1. Wat is een conclusie?
A
het slot van een tekst
B
Een zin die aangeeft wat het onderwerp van de tekst is.
C
Een zin die aangeeft wat het belangrijkste van de tekst is.
D
de inleiding van de tekst

Slide 13 - Quizvraag

Vragen over de leertekst
2. Een conclusie is vaak ...
A
een feit
B
een mening

Slide 14 - Quizvraag

Vragen over de leertekst
3. Welk woord geeft een conclusie aan?
Veel mensen hebben de serie 'La Casa de Papel' gezien, dus die zal wel erg goed zijn.
A
veel
B
die
C
dus
D
goed

Slide 15 - Quizvraag

Lees tekst 3 en vul op de volgende slide het antwoord op deze vraag in: Welk signaalwoord uit het tekstje geeft de conclusie aan?

Slide 16 - Tekstslide

Welk signaalwoord uit het tekstje geeft de conclusie aan?

Slide 17 - Open vraag

Leertekst
Functie inleiding en slot
Een tekst heeft altijd een inleiding, de eerste alinea. In de inleiding wil
de schrijver de aandacht van de lezer trekken en hem nieuwsgierig
maken. Hij wil dat de lezer ook de rest van de tekst leest. 

Hij doet dat:
• door het onderwerp te noemen;
• door zijn mening te geven;
• door een vraag te stellen.

Slide 18 - Tekstslide

Leertekst
Functie inleiding en slot
Het slot van een tekst is de laatste alinea. De schrijver rondt de tekst af:

• door de belangrijkste informatie uit de tekst kort samen te vatten;
• door een conclusie te trekken;
• door antwoord te geven op de vraag uit de inleiding.


Slide 19 - Tekstslide

Let op!
Niet alle teksten hebben een slot. Krantenberichten bijvoorbeeld hebben meestal alleen een inleiding en een kern.

Slide 20 - Tekstslide

Vragen over de leertekst
1. Waarom kan het slim zijn om alleen de inleiding en het slot van een tekst te lezen?
A
Je bent dan lekker snel klaar met lezen.
B
Je weet dan wat de mening van de schrijver is.
C
Je weet dan meteen wat het onderwerp en het belangrijkst van de tekst is.
D
Je weet dan meer van het onderwerp af.

Slide 21 - Quizvraag

Vragen over de leertekst
2. De schrijver kan op drie manieren de aandacht van de lezer trekken. Welke manier hoort er niet bij?
A
door een advies te geven
B
door zijn mening te geven
C
door het onderwerp te noemen
D
door een vraag te stellen

Slide 22 - Quizvraag

Vragen over de leertekst
3. Op welke drie manieren kan een schrijver de tekst afronden?
A
samenvatting geven, conclusie trekken, vraag stellen
B
korte samenvatting geven, conclusie samenvatting geven, conclusie trekken, vraag beantwoorden
C
tegenstelling noemen, conclusie trekken, vraag stellen
D
samenvatting geven, extra informatie geven, vraag beantwoorden

Slide 23 - Quizvraag

Vragen over de leertekst
4. Uit welke tekstdelen bestaat een tekst in elk geval?
A
inleiding, kern en slot
B
inleiding en kern
C
inleiding en slot
D
kern en slot

Slide 24 - Quizvraag

Lees de stelling: Het leven is te kort, dus leef je uit (Loesje.nl)

Aan welk signaalwoord herken je de conclusie in de zin?
A
leven
B
kort
C
dus
D
uit

Slide 25 - Quizvraag

Er staan heel veel signaalwoorden in deze tekst. Kun jij aangeven welk verband bij het signaalwoord hoort?
 Lees de tekst

Slide 26 - Tekstslide

conclusie
opsomming
tegenstelling
voorbeeld
ook
zo
en
maar
dus

Slide 27 - Sleepvraag

Tot de volgende les
Mocht je alles nog een keer willen nalezen, kijk dan in je boek op bladzijde 184 en 185.
De volgende les gaan we door met 5.2 Lezen.

Slide 28 - Tekstslide