LE 1.6 Ziekenhuis

Hoeveel ziekenhuisorganisaties heeft Nederland
A
30
B
47
C
71
D
150
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Hoeveel ziekenhuisorganisaties heeft Nederland
A
30
B
47
C
71
D
150

Slide 1 - Quizvraag

Hoeveel academische ziekenhuizen telt Nederland
A
3
B
6
C
7
D
10

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Video

Afdelingen en specialismen

Slide 4 - Tekstslide

Een operatie aan de knie doet een
A
orthopeed
B
klinisch chemicus
C
radioloog
D
plastisch chirurg

Slide 5 - Quizvraag

wat is pediatrie
A
röntgenonderzoek
B
kindergeneeskunde
C
onderzoek met contrast
D
verloskunde

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

wat is klinische chemie
A
farmaceutische afdeling
B
apotheek
C
lab wat bloed en urine onderzoekt
D
onderhoud med. apparatuur

Slide 8 - Quizvraag

wat is obstetrie
A
bewegingsleer
B
onderzoek met contrastmiddel
C
kijkoperatie
D
verloskunde

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen kliniek en polikliniek?

Slide 10 - Woordweb

Waar staat de afkorting ICU voor
A
Interactive Care University
B
Intensive Care Unit
C
Intermittent Core United
D
Invasieve Interactieve Unit

Slide 11 - Quizvraag

En de CCU is....
A
Echo afdeling
B
SpoedEisende Hulp
C
Hartbewaking
D
The Love Doctor

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een x thorax?
A
Een spannende film
B
Een mystery patiënt
C
Een röntgenfoto van de borstkas
D
Hart/long machine

Slide 13 - Quizvraag

Wat is endoscopie?
A
In het lichaam kijken d.m.v. een scope
B
Opname met een echo
C
Rontgenopname met contrast
D
Kijkoperatie

Slide 14 - Quizvraag

Wat doet de anesthesist
A
die opereert
B
die geeft o.a. narcose
C
die maakt röntgenfoto's
D
die heeft met voeding te maken

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video