Thema 4 les 7 (bedrijvende en lijdende zin)

Lesdoel:
Ik kan een bedrijvende zin omzetten naar een lijdende zin.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel:
Ik kan een bedrijvende zin omzetten naar een lijdende zin.

Slide 1 - Tekstslide

Bedrijvende zin:

Vertelt wat het onderwerp doet.

De man legt de appel neer.
Lijdende zin:

Vertelt wat er met het onderwerp wordt gedaan.

De appel wordt neergelegd door de man.

Slide 2 - Tekstslide

Het kind hangt aan de rekstok.
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 3 - Quizvraag

De schriften worden nagekeken door de juf.
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 4 - Quizvraag

De pen wordt neergelegd door de man.
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 5 - Quizvraag

De hond vangt de bal in de lucht.
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 6 - Quizvraag

Het meisje ligt te slapen in haar bed.
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 7 - Quizvraag

De boodschappen worden uitgepakt.
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Zet in de lijdende vorm:
Het meisje zet de muts op.

Slide 10 - Open vraag

De kinderen zetten de stoelen op tafel.

Slide 11 - Open vraag

De kat at het koekje op.

Slide 12 - Open vraag

De juf ruimt de stiften op.

Slide 13 - Open vraag

De meester hangt de jas aan de kapstok.

Slide 14 - Open vraag

De jury geeft een cijfer.

Slide 15 - Open vraag

Inna ontvangt een prijs.

Slide 16 - Open vraag

Kaatje bedankte haar paard.

Slide 17 - Open vraag