werkwoordspelling 3.1 en 3.2

Werkwoordspelling
Persoonsvorm: 
- tegenwoordige tijd 
- verleden tijd
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Persoonsvorm: 
- tegenwoordige tijd 
- verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Inleiding (5 min)
Inhoud en doel van de les bespreken & voorkennis activeren.
Kern (15 min): 
Les: Werkwoordspelling persoonsvorm. Oefenen met uitleg.
Slot (10 min)
Is het leerdoel behaald? Uitleg huiswerk.



Slide 2 - Tekstslide

Doel:
- Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct.
- Je spelt de persoonsvorm in de verleden tijd correct.


Slide 3 - Tekstslide

Hoe goed ben je in werkwoordspelling op een schaal van 1 tot 10?

Slide 4 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Je hoort of je een -t moet schrijven door het werkwoord te vervangen door een vorm van ‘lopen’: 
Loop je? > Je schrijft dus ook Vind je? 
Loopt Erik? Je schrijft dus Vindt Erik?

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Alleen de stam:
na ‘ik’ en voor ‘je of jij’ 
bij ge­biedende wijs

ik vind, vind je
Kom!



Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden
Vanmiddag leid ik de bespreking.
Help je (= jij) die nieuwe klanten even?
Helpt je (= jouw) collega de gasten op het terras?
Mijn vriend helpt je (= jou) vast wel.
Over enkele minuten landt ons vliegtuig.
Michael zegt dat de bus niet meer langs deze halte rijdt.

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
Sterke werkwoorden krijgen in de verleden tijd een klinkerwisseling en je schrijft ze zo eenvoudig mogelijk:

Ida kijkt in haar agenda – Ida keek in haar agenda
De directie vindt het een goed voorstel – De directie vond het een goed voorstel.

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke werkwoorden krijgen
als het onderwerp enkelvoud is: ik-vorm+te of ik-vorm+de
als het onderwerp meervoud is: ik-vorm+ten of ik-vorm+den.
Meestal hoor je wel of je -te(n) of -de(n) gebruikt.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden
Twijfel je? Gebruik de letters t x f k s ch en p (‘t ex-fokschaap):

de letter voor -en in het hele werkwoord is t x f k s ch of p: ik-vorm+te(n)
de letter voor -en in het hele werkwoord is niet t x f k s ch of p: ik-vorm+de(n)

Slide 10 - Tekstslide

juichde of juichte?
A
juichde
B
juichte

Slide 11 - Quizvraag

juichen: ‘ch’ hoo­rt bij ‘t ex-fokschaap, dus juichte

Slide 12 - Tekstslide

blaf­de of blafte?
A
blafde
B
blafte

Slide 13 - Quizvraag

be­loof­de of be­loofte?
A
beloofde
B
beloofte

Slide 14 - Quizvraag

blaf­fen: ‘f’ hoo­rt bij ‘t ex-fok­schaap, dus blafte

Slide 15 - Tekstslide

be­loven: ‘v’ hoo­rt niet bij ‘t ex-fok­schaap, dus be­loof­de

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

..........(Verzenden, vt) je broer het cadeau nog een keer?

Slide 18 - Open vraag

Het..........(sneeuwen, vt) vorige week.

Slide 19 - Open vraag

De kachel..........(branden, tt) eindelijk goed.

Slide 20 - Open vraag

Vandaag..........(hagelen, vt) het ook heel even.

Slide 21 - Open vraag

Ik wil niet dat mijn vader me..........(overhoren, tt).

Slide 22 - Open vraag

De racewagen..........(zoeven, tt) voorbij.

Slide 23 - Open vraag

..........(Melden, tt) jij even dat ik wat later kom.

Slide 24 - Open vraag

Deze vereniging..........(strijden, vt) al jaren voor de rechten van dieren.

Slide 25 - Open vraag

Albert Heijn ..........(verbouwen, tt) de supermarkt deze week.

Slide 26 - Open vraag

Het..........(bevreemden, vt) ons niet dat hij won.

Slide 27 - Open vraag

Afsluiting
- Is het leerdoel behaald? 
- Uitleg huiswerk 

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag!
NU Nederlands
Grammatica
3.1 & 3.2

alle (gewone) opdrachten 

Succes :) 

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag!
NU Nederlands
Grammatica
3.1 & 3.2

extra opdrachten en examenopdrachten 

Succes :) 

Slide 30 - Tekstslide