In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Middeleeuwse stad Brugge
Luca, Méraud, Paikea, Marcelle
Slide 1 - Tekstslide
1. De Vlaamse steden groeien snel tussen de 9e en 12e eeuw
Slide 2 - Tekstslide
Vanaf het midden van de 9de eeuw komen de eerste vermeldingen van de naam ‘Brugge’ voor. Brugge vertoont verwantschap met het Scandinavische bryggja (betekent steiger of aanlegplaats).
Slide 3 - Tekstslide
Welke stelling heeft de beste impact van het einde van de klassieke oudheid op steden weer?
A
De handel bleef lokaal en regionaal
B
De handel groeide en werd internationaler
C
De handel nam af en werd minder belangrijk
Slide 4 - Quizvraag
Het bestuurlijk centrum / castrum is te zoeken op de Burg, waar de Vlaamse graaf resideerde en waar zich ook de grafelijke Sint-Donaaskerk bevond.
Slide 5 - Tekstslide
Welke stelling heeft de beste impact van het einde van de klassieke oudheid op steden weer?
A
Steden werden groter en meer welvarend
B
Steden blijven even groot en welvarend als tijdens de klass. oudh.
C
Steden werden kleiner / verdwenen
Slide 6 - Quizvraag
Einde klassieke oudheid steden kleiner / verdwenen.
Handel langzaam groter, internationaler door middeleeuwen.
Steden ontstonden op belangrijke wegen / rivieren.
Slide 7 - Tekstslide
Vlaanderen groeit snel door...
A
Grote bevolking
B
Vruchtbare grond
C
Havens
Slide 8 - Quizvraag
Vlaanderen groeit snel door vruchtbare grond = meer opbrengsten = overschotten die verkocht werden op de markt.
Slide 9 - Tekstslide
2. De start van Brugge als economisch centrum
Slide 10 - Tekstslide
Vanaf jaren elfhonderd --> jaarmarkten gehouden in...
A
Brugge, Beernem en Namen
B
Damme, Brugge en Hasselt
C
Zaventem, Brussel, Gent
D
Brugge, Ieper en Rijsel
Slide 11 - Quizvraag
Handelaars trokken van stad tot stad...
A
Meestal ter paard en kar
B
Meestal met de trein
C
Meestal te voet
D
Meestal met de fiets
Slide 12 - Quizvraag
Meestal ter paard en kar.
Paard en kar --> bescherming tegen struikrovers.
Vanaf de 12e eeuw --> zeeroutes uitgestippeld.
Verbinding bruggen met zee --> verzandde.
1134: hevige stormen --> diepe geul vanuit de zee landinwaarts tot in Damme --> Zwin genoemd.
Vanaf Damme tot in Brugge met schepen --> ingewikkeld systeem van kanalen en sluizen.
Slide 13 - Tekstslide
Vanuit de Noordzee --> grote zeeschepen voeren de voorhavens van het Zwin binnen.
De kogge, het typische Hanzeschip boten --> langs het Zwin.
Voorhaven het Zwin --> koopwaar overgeladen op kleinere boten.
De sluizen van de Dampoort --> loodsten de schepen in de Langerei.
De koggen herkent --> 1 mast en vierkant zeil.
Slide 14 - Tekstslide
3. Laden en lossen
Slide 15 - Tekstslide
De stadskraan stond aan de kraanrei --> de vaten met producten waren te zwaar om fysiek te dragen.
Vaten zaten vol met wijn, olie, honing of haring.
Slide 16 - Tekstslide
De kraan werd bestuurd door...
A
Vergierders
B
Pijnders en kraankinderen
Slide 17 - Quizvraag
Kraankinderen = kinderen die hielpen met lossen door op de rand van de kraan te lopen en lichtten zware tonnen uit de schuiten op.
Rijke pijnders = hielden toezicht op het lossen, laden en wegen van de goederen.
Normale pijnders = moesten zware vatten en producten dragen en verslepen.
Per vat moest je kraanrecht betalen aan het stadsbestuur.
Plaats waar je loste = nationaliteit.
Stadskraan = systeem met katrollen en mensen om producten aan land te brengen.
Slide 18 - Tekstslide
Belastingen / tol --> voor handelaars op producten.
Tolhuis = plaats waar de belastingen voor handelaars worden geregeld. (Het Tolhuis hief de Brugse tol, waarbij de Kleine Tol van toepassing was op dagelijkse benodigdheden en de Grote Tol werd geheven voor het internationale handelsverkeer).
Sleemannen = brachten producten naar stapelplaatsen van Brugse importeurs.
Slide 19 - Tekstslide
Wie meet de inhoud van de vaten?
A
Vergierders
B
Sjouwers
Slide 20 - Quizvraag
De vergierders maten de inhoud van de wijnvaten om de accijns te bepalen die de handelaar moest betalen. (Bepalen tol die moet betaald worden).
Slide 21 - Tekstslide
Waterhalle
Plaats waar ze producten opslaan.
Slide 22 - Tekstslide
Oude Halle
De verkoop vond plaats op de kramen in de Oude Halle, waar nu de stadshal is.
Slide 23 - Tekstslide
De enorme variëteit aan producten die door handelaren werd meegebracht zorgde voor een bloeiende handel in Brugge.
Slide 24 - Tekstslide
4. Producten
Slide 25 - Tekstslide
Hanzeaten
Amber, graan, huiden, pels, hout en ijzerwaren.
Slide 26 - Tekstslide
Wat handelden de Fransen?
A
Stokbrood
B
Wijn
C
Kaas
Slide 27 - Quizvraag
Italianen
Goede contacten met Byzantijnse rijk & Arabische wereld.
Voerden van daaruit fijne specerijen aan, diamanten, exotische vruchten, aluin, kleurstoffen en zijde.
Slide 28 - Tekstslide
Portugezen
Brachten ivoor en rietsuiker mee uit Afrika en de Canarische eilanden.
Slide 29 - Tekstslide
Wat handelden de Britten Spanjaarden?
A
Thee
B
Wol
Slide 30 - Quizvraag
Brugse aandeel van de terugvracht bestond uit laken en bewerkt leder. Na 1450 ook uit luxe goederen (boeken, tapijten, kousen, schilderijen, koperen grafplaten en juwelen).