Diagnostische toets 1.2 Elektriciteit in huis 1.5 Elektriciteit en veiligheid

Elektriciteitsnet
Hoofdstuk 1
Elektriciteit
Formatieve test
Par. 1.2 Elektriciteit in huis
Par. 1.5 Elektriciteit en veiligheid
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Elektriciteitsnet
Hoofdstuk 1
Elektriciteit
Formatieve test
Par. 1.2 Elektriciteit in huis
Par. 1.5 Elektriciteit en veiligheid

Slide 1 - Tekstslide

Vul in:
De spanning op het lichtnet in Nederland is altijd ............ Volt.

Slide 2 - Open vraag

Vul in:
Als er teveel apparaten in één groep worden aangesloten kan de stroom te hoog te worden. Je spreekt dan van.........

Slide 3 - Open vraag

Vul in:
In een huisinstallatie wordt gebruik gemaakt van vier verschillende gekleurde draden.
De kleur van de fasedraad is...................

Slide 4 - Open vraag

Vul in:
In een huisinstallatie wordt gebruik gemaakt van vier verschillende gekleurde draden.
De kleur van de nuldraad is...................

Slide 5 - Open vraag

Vul in:
In een huisinstallatie wordt gebruik gemaakt van vier verschillende gekleurde draden.
De kleur van de schakeldraad is...................

Slide 6 - Open vraag

Op één groep wordt een aantal apparaten aangesloten: een föhn, een oplader en een waterkoker.
Door de föhn loopt een stroom van 0,8 A.
Door de oplader een stroom van 40 mA.
Door de waterkoker een stroom van 1,2 A.
De totale stroomsterkte in deze groep is nu:
A
4,2 A
B
42 A
C
2,4 A
D
2,04 A

Slide 7 - Quizvraag

Op één groep wordt een aantal apparaten aangesloten:
Een magnetron van 900 W.
Een kookplaat van 1750 W.
Een afzuigkap van 250 W.
Hoe groot is de stroomsterkte in deze groep?
A
2900 W
B
667 kW
C
12,6 A
D
230 V

Slide 8 - Quizvraag

Soms kan er in een huisinstallatie kortsluiting ontstaan. Wanneer spreek je van kortsluiting?
A
Als de aarddraad en de nuldraad elkaar raken
B
Als de schakeldraad en de nuldraad elkaar raken
C
Als de nuldraad en de fasedraad elkaar raken
D
Als de aarddraad en de fasedraad elkaar raken

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer je een metalen apparaat aanraakt dat defect is loop je risico dat je onder stroom komt te staan. Hoe noem je de weerstand die de stroom ondervindt bij de overgang van het apparaat naar je lichaam?
A
lichaamsweerstand
B
contactweerstand
C
overgangsweerstand

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het symbool
hiernaast?

Slide 11 - Open vraag

Op een bepaald moment blijkt dat de stroom die een huis ingaat hoger is dan de stroom die het huis uitgaat. Vul in: Er is nu sprake van een..........

Slide 12 - Open vraag

Op een bepaald moment blijkt dat de stroom die een huis ingaat 14,5 A is. De stroom die het huist uitgaat blijkt 14,4 A te zijn. Schakelt de aardlekschakelaar de stroom wel of niet uit?
Vul in: de aardlekschakelaar schakelt de stroom .......... uit.

Slide 13 - Open vraag

Youri schakelt de elektrische kookplaat in. Op datzelfde moment ziet hij dat in de keuken de stroom uitvalt. Hoe kan Youri nu het beste controleren of er sprake is van overbelasting?
A
Hij moet nagaan of de aardlekschakelaar nog 'aan' staat
B
Hij moet nagaan of de groepsschakelaar van de keuken nog 'aan' staat
C
Hij moet de stekkers van alle apparaten uit de keuken uit de stopcontacten halen
D
Hij moet nagaan of hij de energierekening wel op tijd heeft betaald

Slide 14 - Quizvraag

Het vemogen van een waterkoker is 1000W. Gedurende de dag wordt deze 3x 5 minuten aangezet.
1 kWh kost €0,22
Wat zijn de energiekosten voor de waterkoker tijdens een week vakantie

Slide 15 - Open vraag

In de keuken van Peters flat staan drie elektrische apparaten aan: de wasmachine, de oven en de koelkast. Op het moment dat Peter het koffiezetapparaat aanzet, valt de elektriciteit uit.
Noteer twee mogelijke oorzaken van het uitvallen van de elektriciteit.

Slide 16 - Open vraag

De radio in Peters huiskamer staat nog wel aan.

Hoe kan het dat daar de elektriciteit niet is uitgevallen?

Slide 17 - Open vraag

Op groep 2 van een huisinstallatie (230 V) zijn de volgende apparaten aangesloten:
• een strijkijzer van 1200 watt;
• een wasmachine van 2200 watt;
• een tv van 300 watt.
Hoe groot is de stroomsterkte door het strijkijzer?

Slide 18 - Open vraag

Bereken de totale stroomsterkte in groep 2 als alle drie apparaten aanstaan.
• een strijkijzer van 1200 watt;
• een wasmachine van 2200 watt;
• een tv van 300 watt.

Slide 19 - Open vraag

Bereken of de apparaten in groep 2 tegelijk aan kunnen?

Slide 20 - Open vraag

We zijn klaar 

Slide 21 - Tekstslide