Les 3 Taalkunde: Opdrachten bij paragraaf 2.4 + 2.5
Les 3 Taalkunde
Opdrachten bij paragraaf 2.4 + 2.5
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Les 3 Taalkunde
Opdrachten bij paragraaf 2.4 + 2.5
Slide 1 - Tekstslide
Taalkunde: Opdrachten bij paragraaf 2.4
Jongerentaal, groepstaal
Bladzijde 48 t/m 58
Slide 2 - Tekstslide
Instructie
Bij een open vraag vul je je antwoord in. Let op: klik na het beantwoorden van een open vraag steeds op 'Bewaren', anders ben je je antwoorden kwijt.
Slide 3 - Tekstslide
1). Schooltaal in technische zin wordt niet tot jongerentaal gerekend (r. 17). Op welke manier zou schooltaal wél tot jongerentaal gerekend kunnen worden?
Slide 4 - Open vraag
2). Op welke manier beïnvloeden 'sporttaal' en 'popmuzikantentaal' jongerentaal? Geef van allebei een voorbeeld.
Slide 5 - Open vraag
3). Geef een voorbeeld van woorden met een bestaande betekenis, die in jongerentaal een andere betekenis hebben gekregen.
Slide 6 - Open vraag
4). Een jongerentaal zou zich binnen een peer group ontwikkelen (r. 47-48). Op welke manier zou dat kunnen gebeuren?
Slide 7 - Open vraag
5). In welke situaties gebruik jij sms- of WhatsApptaal? Van welke registers is er dan sprake?
Slide 8 - Open vraag
6). Kun je sms- en WhatsApptaal internationaal gebruiken? Waarom wel of niet?
Slide 9 - Open vraag
7). Lees de tekst op blz. 53 t/m 55. Codewisseling (r. 12-13) treedt op bij twee- of meertaligen (mensen met meer dan één moedertaal). Zij kunnen tussen zinnen of binnen een zin overschakelen van de ene taal op de andere. Leg uit waarom je bij straattaal niet van codewisseling kunt spreken.
Slide 10 - Open vraag
8). Lees eerst het artikel op blz. 56 t/m 58. Leg in eigen woorden uit wat het kenmerk van de huidige jongerentaal is dat in dit artikel besproken wordt. Op welke manier wordt door dit verschijnsel een 'ondoorzichtige grammaticaregel vereenvoudigd' (r. 20)?
Slide 11 - Open vraag
9). Waarom zou het goed beheersen van de Nederlandse taal positief van invloed kunnen zijn op het gebruiken van straattaal? Licht je antwoord toe.
Slide 12 - Open vraag
Taalkunde: Opdrachten bij paragraaf 2.5
Afsluiting
Bladzijde 59 t/m 60
Slide 13 - Tekstslide
Lees de samenvatting door die op bladzijde 59-60 staat.