Bloedgroepen

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag: Hoe werken bloedgroepen?

Huiswerk nakijken
Wat weet je nog?
Wat weten jullie al van bloedgroepen?
Interactieve uitleg met vragen en filmpjes

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Wat: Kijk je huiswerk na: blz. 1 t/m 16 (via de ELO)
Hoe: Alleen
Hoe lang: 10 minuten
Hulp: Vragen stellen en naslagwerk
Resultaat: Je weet wat je fout hebt en kunt hier vragen over stellen
Klaar: Maak de puzzel bloedsomloop via de link in SOM 

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 6 - Tekstslide

Wat doen antistoffen?
A
Het zijn stoffen op de buitenkant van ziektekiemen
B
Ze eten ziektekiemen op.
C
Ze laten ziektekiemen aan elkaar vastkleven.
D
Niks

Slide 7 - Quizvraag

Welke type witte bloedcellen zorgen ervoor dat jij immuun wordt?
A
Vreetcellen
B
Geheugencellen
C
Antistofcellen

Slide 8 - Quizvraag

De druk die ontstaat wanneer je hart het bloed in de slagaders pompt, noem je de bovendruk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De bloeddruk is gedurende de dag bij de meeste mensen ongeveer gelijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Een verstopping in een bloedvat wordt wel een obstructie genoemd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Een manier om een slagaderverkaling te behandelen is met een bypassoperatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoelen
Na deze les kun je:
  1. Uitleggen hoe de rode bloedcellen van verschillende bloedgroepen eruit zien
  2. Uitleggen welk bloed bij welk bloed past bij een bloedtransfusie

Slide 13 - Tekstslide

Bloedgroepen

Slide 14 - Woordweb

Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten uitsteeksels (antigenen).

Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 15 - Tekstslide

Antistoffen in het bloed
Elke bloedgroep heeft de antistoffen in het bloed tegen de antigenen die er niet zijn. Dit is aangeboren.




Slide 16 - Tekstslide

Bloedgroep A
Bloedgroep A heeft antigeen A op zijn rode bloedcellen

in zijn bloed zit antistof B

Slide 17 - Tekstslide

Bloedgroep B
Bloedgroep B heeft antigeen B op zijn rode bloedcellen

In zijn bloed zit antistof A

Slide 18 - Tekstslide

Bloedgroep AB
Bloedgroep AB heeft antigeen A en B op zijn rode bloedcellen

In zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 19 - Tekstslide

Bloedgroep 0
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn rode bloedcellen

In zijn bloed zitten antistof A en B

Slide 20 - Tekstslide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen

Slide 21 - Sleepvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 22 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 23 - Quizvraag

Klontering
Als je antistof B en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.







Slide 24 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.

De antistoffen uit het donorbloed spelen maar een verwaarloosbare rol, het gaat vooral mis door 
de antistoffen bij de ontvanger!




Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Sinterklaas is van het dak gevallen en heeft een bloedtransfusie nodig. Sint heeft bloedgroep AB. Van welke donor(en) kan hij bloed ontvangen?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 28 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 29 - Quizvraag

Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-A toe. Het bloed gaat klonteren.
Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je niet
B
B
C
AB
D
A

Slide 30 - Quizvraag

Opdrachten maken
Wat: Lees naslagwerk pagina 9 en 10. Maak opdrachtenboek pagina 35 t/m ?
Hoe: Alleen
Hoe lang: De rest van de les
Hulp: Naslagwerk en vragen stellen
Resultaat: Het wordt huiswerk

Slide 31 - Tekstslide