Maatschappijopdracht 11 Money, money, money

Maatschappijopdracht 11 Money, money, money
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Maatschappijopdracht 11 Money, money, money

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat weet jij al over dit onderwerp?

Slide 3 - Tekstslide


Wie van jullie spaart?
Ik spaar voor iets wat ik heel graag wil (hebben).
Sparen? Ik kom altijd geld tekort!
Ik spaar, maar weet niet precies waarvoor.
Ik hoef niet te sparen, want ik krijg alles wat ik wil (hebben).

Slide 4 - Poll

Opdrachten
M-kaarten maak leskaart 11.1 (t/m bladzijde 8)
V-kaarten maak leskaart 11.4 (t/m bladzijde 8)

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten
M-kaarten: welke tips geef jij bij opdracht 5 en welke tips zou je jezelf geven?
V-kaarten: Opdracht 6

- Iedereen in Nederland moet €10 000 krijgen als hij/zij 18 jaar wordt. Dit geld kan dan gebruikt worden voor een opleiding (de studiefinanciering is dan wel afgeschaft) of het starten van een eigen bedrijf.
- Er moet een verbod komen op de bio-industrie.
- Euthanasie moet verboden worden.
- De belastingen die mensen met een hoog inkomen moeten betalen, moet omhoog.
- De mensen die minder verdienen, krijgen huurtoeslag.

Slide 6 - Tekstslide

V-kaarten linkse/rechtse politiek
Stel je voor dat de politiek een grote taart is. Linkse politiek wil die taart eerlijk verdelen, zodat iedereen een stukje krijgt, vooral de mensen die minder hebben. Rechtse politiek zegt: "Wacht even, laten we niet te veel taart wegnemen van de mensen die al veel hebben, want zij hebben er hard voor gewerkt." Dus, linkse politiek focust op het helpen van de zwakkeren en het gelijker maken van de samenleving, terwijl rechtse politiek meer nadruk legt op individuele verantwoordelijkheid en minder overheidsbemoeienis, zodat mensen zelf kunnen bepalen hoe ze hun taart willen verdelen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat heb je geleerd van de vorige les?
- Aanbiedingen?
- Tweedehands?
- Producten?
- Besparen?
- Budgetteren? 

Slide 8 - Tekstslide

Lenen en schulden
Soms wil je iets kopen, maar heb je er geen geld voor. Misschien ga je er dan over denken om geld te lenen. Als je geld leent, krijg je schulden. Dat betekent dat je nog geld aan iemand anders moet geven. Als je een telefoon op afbetaling koopt, heb je ook al schulden. Dit hoeft niet altijd slecht te zijn, maar het is wel belangrijk om goed na te denken of je schulden wil maken. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze les M-kaarten
Je hebt op de leskaarten geleerd dat het belangrijk is om genoeg geld te hebben. Zodat je alles kunt betalen. Je moet daarom goed met geld kunnen omgaan. Een hulpmiddel daarbij is een huishoudboekje. In een huishoudboekje schrijf je elke maand op welke inkomsten je had. En welke uitgaven je gedaan hebt. Je kunt daarvoor het onderstaande schema gebruiken. Doe dat op de volgende manier:
• Schrijf op wat je deze maand verdient hebt.
• Schrijf op wat je deze maand uitgegeven hebt.
• Schrijf op hoeveel spaargeld je hebt.
• Tel de getallen op en schrijf de uitkomst bij totaal.
• Geef antwoord op de twee vragen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze les V-kaarten
- Hoeveel denk je te gaan verdienen?
- Hoeveel ga je per maand sparen?
- Hoeveel geld geef je per maand uit aan eten en drinken?
- Hoeveel geld geef je uit per maand aan huur of hypotheek?
- Welke spullen ga je op afbetaling kopen? (of ga je dat niet doen?)
- Wat ga je doen als je zonder werk komt te zitten?
- Wat ga je met je spaargeld doen?
- Ga je ook aan goede doelen geven?
- Welke tips heb je voor andere mensen als het gaat om sparen?
- Welke tips heb je voor andere mensen wat betreft goed omgaan met geld?

Slide 11 - Tekstslide

Vaste lasten voorbeeld
Netflix: 16 euro
Verzekering huis: 56 euro
Verzekering auto: 45 euro
Hypotheek/huur: 500/800 euro
Zorgverzekering: 167 euro
Gemeentelijke belastingen: 106 euro
Water: 14 euro
Stroom/gas: 180 euro

Totaal: 1384 euro

Slide 12 - Tekstslide