Taalkunde - Blok 1 t/m 6 Over taal - theorie en opdrachten

  • Moeilijke woorden en uitdrukkingen geven soms problemen bij het lezen van een examentekst. De meest voor de hand liggende manier om de betekenis te leren kennen, is het opzoeken van de betekenis in een woordenboek.
  • Je kan ook proberen de betekenis af te leiden uit de omgeving in de tekst. Soms staat er een synoniem of een woord met een tegenovergestelde betekenis in de tekst. Het kan ook zijn dat je de betekenis kent van een deel van het woord uit een andere taal en dat je daarmee de betekenis kan afleiden.
  • Om te wennen aan het taalgebruik in examens maken we oefeningen met moeilijke woorden en uitdrukkingen. Ook gaan we in op een stukje geschiedenis van talen, dit kan handig zijn bij het achterhalen van de betekenis van een woord en/of uitdrukking.
         Waarom Taalkunde?
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Moeilijke woorden en uitdrukkingen geven soms problemen bij het lezen van een examentekst. De meest voor de hand liggende manier om de betekenis te leren kennen, is het opzoeken van de betekenis in een woordenboek.
  • Je kan ook proberen de betekenis af te leiden uit de omgeving in de tekst. Soms staat er een synoniem of een woord met een tegenovergestelde betekenis in de tekst. Het kan ook zijn dat je de betekenis kent van een deel van het woord uit een andere taal en dat je daarmee de betekenis kan afleiden.
  • Om te wennen aan het taalgebruik in examens maken we oefeningen met moeilijke woorden en uitdrukkingen. Ook gaan we in op een stukje geschiedenis van talen, dit kan handig zijn bij het achterhalen van de betekenis van een woord en/of uitdrukking.
         Waarom Taalkunde?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetsweek 3
Toets S304:
  • Over taal blok 1 t/m 6: paragrafen 1.8, 2.12, 3.10, 4.10, 4.11 (computers en taal niet!), 5.13 (taalfamilies niet!), 5.14, 6.11 en 6.12 (schriftsystemen niet!)
  • Alle gemaakte opdrachten, de gele stukjes theorie in het boek en deze PP/LessonUp, zijn leerstof voor de toets!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 1 - Over Taal - blz. 31
§ 1.8 Examenwoorden + woorden uit teksten
• Stappenplan moeilijke woorden
• Woordraadstrategieën

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende examenwoorden.

  • Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit teksten.  

  • Je begrijpt de volgende termen: synoniem, antoniem.





 
  • Je kunt woordraadstrategieën (Stappenplan moeilijke woorden) toepassen om de betekenis van woorden te achterhalen.



Weten 
1

Slide 4 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Stappenplan Moeilijke woorden
1
  1. Zoek naar een synoniem (een woord dat ongeveer hetzelfde betekent)
  2. Zoek naar een antoniem (een woord dat het tegengestelde betekent)
  3. Zoek naar een beschrijving in de tekst
  4. Kijk naar de delen waaruit het woord is opgebouwd
  5. Zoek naar een voorbeeld in de tekst
  6. Kijk naar de afbeeldingen bij de tekst
  7. Zoek de betekenis op in een woordenboek

Slide 5 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Zelfstandig werken
1
Lees 
Inleiding Blok 1 Over taal + gele stukjes theorie
Maak
Maak opdracht 1, 3, 4
Hoe
- Schrijf de vetgedrukte woorden in je schrift met de betekenis erachter
- Werk netjes. Je moet de woorden leren.
Tijd
20 minuten - alleen en in stilte
Eerder klaar?
Lezen in je leesboek
Resultaat
Antwoorden worden klassikaal besproken
timer
20:00

Slide 6 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.


Noteer de betekenis van het woord afdingen.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Beantwoord de onderstaande vraag waaruit blijkt dat je de betekenis van het woord 'maximaal' begrijpt:
  Hoeveel tijd mag je maximaal over de toets doen?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De nieuwe woorden van Blok 1 staan netjes in mijn schrift zodat ik ze kan leren voor de toetsweek.
Zeker
Kan beter
Zeker niet

Slide 9 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Blok 2 - Over Taal - blz. 92
§ 2.12 Examenwoorden + woorden uit teksten
• Stappenplan moeilijke woorden
• Woordraadstrategieën

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende examenwoorden.

  • Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit teksten.  

  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.





 
  • Je kunt de grondvorm van woorden geven. 

  • Je kunt woordraadstrategieën (Stappenplan moeilijke woorden) toepassen om de betekenis van woorden te achterhalen.



Weten 
2

Slide 11 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Bijvoeglijk naamwoord?
2
Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoorden. Het bijvoeglijk naamwoord staat voor of achter het zelfstandig naamwoord.

De .... schoenen. 



Slide 12 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Grondvorm (trefwoord)
2
Woordenboek
Grondvorm (trefwoord): het woord zoals het in het woordenboek staat.
Hele werkwoord of de korte vorm

Voorbeelden:
  • Gereconstrueerd
  • Geoptimaliseerd
  • Geconcludeerd


Slide 13 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Zelfstandig werken
2
Lees 
Inleiding Blok 4 Over taal 
Maak
Maak opdracht 1, 2, 3
Hoe
- Schrijf de vetgedrukte woorden in je schrift met de betekenis erachter
- Werk netjes. Je moet de woorden leren.
Tijd
20 minuten alleen en in stilte
Eerder klaar?
Lezen in je leesboek
Resultaat
Antwoorden worden klassikaal besproken
timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Ik weet wat die R, T1, T2 en I betekenen die in het lesboek voor de opdrachten staan en kan dat uitleggen.
Zeker
Een beetje
Geen idee

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Blok 3 - Over Taal - blz. 148
Woordenschat
  • Examenwoorden
  • Woorden uit teksten

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende examenwoorden.

  • Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit teksten.  





 
  • Je kunt de grondvorm van woorden geven. 

  • Je kunt woordraadstrategieën (Stappenplan moeilijke woorden) toepassen om de betekenis van woorden te achterhalen.



Weten 
3

Slide 17 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Zelfstandig werken
3
Lees 
Inleiding Blok 3 Over taal 
Maak
Maak opdracht 1, 2
Hoe
- Schrijf de vetgedrukte woorden in je schrift met de betekenis erachter
- Werk netjes. Je moet de woorden leren.
Tijd
15 minuten 
Eerder klaar?
Blok 4 Over taal - opdracht 1 t/m 4
Resultaat
De antwoorden worden klassikaal besproken
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Ik weet waar ik in de online lesmethode Bijspijkeropdrachten en Zelftoetsen kan vinden om te leren voor toets S304 Taalkunde
Ja
Nee

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Blok 4 - Over Taal (1) - blz. 199
Woordenschat
  • Examenwoorden
  • Woorden uit teksten

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende examenwoorden.

  • Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit teksten.  





 
  • Je kunt de grondvorm van woorden geven. 

  • Je kunt woordraadstrategieën (Stappenplan moeilijke woorden) toepassen om de betekenis van woorden te achterhalen.



Weten 
4

Slide 21 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Zelfstandig werken
4
Lees 
Inleiding Blok 4 Over taal 
Maak
Maak opdracht 1, 2, 4, 5
Hoe
- Schrijf de vetgedrukte woorden in je schrift met de betekenis erachter
- Werk netjes. Je moet de woorden leren.
Tijd
25 minuten 
Eerder klaar?
Lezen in je leesboek
Resultaat
De antwoorden worden klassikaal besproken
timer
25:00

Slide 22 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Voor mijn eigen inzet geef ik deze les het volgende rapportcijfer:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Blok 4 - Over Taal (2) - blz. 201
Stijlfiguren
  • Pleonasme
  • Tautologie

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
  • Je begrijpt wat een stijlfiguur is.

  • Je kent de volgende stijlfiguren: pleonasme en tautologie 





 
  • Je kunt de stijlfiguren pleonasme en tautologie herkennen en benoemen.

  • Je kunt aangeven wanneer een pleonasme of tautologie fout is en je kunt dit ook verbeteren.




Weten 
4

Slide 25 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

       Stijlfiguren
4
Stijlfiguur: een manier om iets op een bijzondere manier te vertellen.
Dichters, schrijvers en goede sprekers geven hun woorden zo vaak extra betekenis.

Voorbeelden:
  • Pleonasme: een eigenschap benadrukken van een werkwoord of zelfstandig naamwoord, die eigenlijk al duidelijk is.
     Het landschap ziet er prachtig uit met die witte sneeuw.

  • Tautologie: je zegt twee keer hetzelfde met verschillende woorden.
      Ze voelt zich eenzaam en alleen.



Slide 26 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

       Stijlfouten
4
Stijlfout: als je een stijlfiguur verkeerd of onbewust gebruikt.

Voorbeelden:
  •  Foutief pleonasme:
      De ballon stijgt omhoog.
  • Foutieve tautologie:
     De winkel is open, maar er is echter niemand.


Slide 27 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Zelfstandig werken
4
Lees 
4.11 Pleonasme en tautologie (blz. 201)
Maak
Maak opdracht 6*, 7
Hoe
- In je schrift.
- Werk netjes.
Tijd
20 minuten alleen en in stilte
Eerder klaar?
Lezen in je leesboek
Resultaat
De antwoorden worden klassikaal besproken
timer
20:00

Slide 28 - Tekstslide

Hoe moet je deze vraag beantwoorden? Wat wordt er hier bedoeld met het examenwoord benoem?
voorbeeld
1. groene gras = pleonasme

Pleonasme en tautologie zijn stijlfiguren. Geef van beide een voorbeeld.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Blok 5 - Over Taal (1) - blz. 258
Woordenschat
  • Examenwoorden
  • Woorden uit teksten

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende examenwoorden.

  • Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit teksten.  

  • Je weet wat antoniemen (tegengestelde woorden) zijn.





 
  • Je kunt de grondvorm van woorden geven. 

  • Je kunt woordraadstrategieën (Stappenplan moeilijke woorden) toepassen om de betekenis van woorden te achterhalen.



Weten 
5

Slide 31 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

      Antoniem (Tegengestelden)
5
Tegengestelden: twee woorden of uitdrukkingen zijn elkaars tegengestelde als ze vanuit tegenovergesteld perspectief betrekking hebben op dezelfde situatie of relatie.

voorbeelden
  • Welgesteld – arm
  • Royaal – gierig


Slide 32 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Zelfstandig werken
5
Lees 
Inleiding Blok 5 Over taal 
Maak
Maak opdracht 1, 2, 4, 5
Hoe
- Schrijf de vetgedrukte woorden in je schrift met de betekenis erachter
- Werk netjes. Je moet de woorden leren.
Tijd
25 minuten alleen en in stilte
Eerder klaar?
Lezen in je leesboek
Resultaat
De antwoorden worden klassikaal besproken
timer
25:00

Slide 33 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Ik heb in de online lesmethode van minimaal 2 blokken Bijspijkeropdrachten en Zelftoetsen gemaakt om me voor te bereiden op toets S304 Taalkunde.
Ja
Nee

Slide 34 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Blok 5 - Over Taal (2) - blz. 260
Stijlfouten
  • Dubbele ontkenning
  • Contaminatie

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
  • Je begrijpt wat een stijlfout is.

  • Je kent de volgende stijlfouten: dubbele ontkenning en contaminatie





 
  • Je kunt de stijlfouten dubbele ontkenning en contaminatie herkennen en benoemen.





Weten 
5

Slide 36 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

       Stijlfout - dubbele ontkenning
5
Een dubbele ontkenning is het herhalen van een ontkennend woord in een zin. Er staan dus twee ontkenningen in. Je kunt dit doen om de betekenis van een zin te versterken. Dit gebeurt vaak in spreektaal. Zinnen met een dubbele ontkenning kunnen ook fout zijn. Verder zijn ze lastig te lezen. Eigenlijk zeg je met een dubbele ontkenning precies het tegenovergestelde van wat je bedoelt.

Advies: vermijd de dubbele ontkenning in geschreven taal.
  • Ik ontken dat ik daar niet ben geweest.
  • Met deze grote  paraplu voorkom je dat je niet nat wordt.
  • Mijn broer zal dit jaar over moeten doen tenzij hij niet beter zijn best doet. 


Slide 37 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

       Stijlfout - contaminatie
5
Een contaminatie is een vermenging van twee uitdrukkingen die niet klopt. Een contaminatie kan ook een vermenging van twee woorden zijn waardoor je een nieuw woord krijgt dat niet klopt.
voorbeelden
  • het kost duur (het kost veel / het is duur)
  • mond-op-mondreclame (mond-tot-mondreclame / mond-op mondbeademing)

Er zijn ook contaminaties die zo zijn ingeburgerd dat ze niet meer als fout worden beschouwd.
  • Overnieuw (over + opnieuw)
  • Onderdeel uitmaken van (onderdeel zijn van + deel uitmaken van)
  • Bekritiseren (beoordelen + kritiseren)

Slide 38 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Zelfstandig werken
5
Lees 
5.14 Stijlfouten: dubbele ontkenning en 
contaminatie (blz. 260)
Maak
Maak opdracht 6, 7
Hoe
- Werk netjes. 
- In je schrift
Tijd
25 minuten 
Eerder klaar?
Bedenk twee toetsvragen over de lesstof. Schrijf ze op inclusief het antwoord en lever in aan het einde van de les.
Resultaat
De antwoorden worden klassikaal besproken
timer
25:00

Slide 39 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Wat is een contaminatie?
A
twee woorden die tegenovergesteld zijn.
B
twee woorden die hetzelfde betekenen.
C
twee woorden die door elkaar worden gehaald.
D
twee woorden die een ontkenning aangeven.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vier stijlfouten ken je?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Blok 6 - Over Taal (2) - blz. 312
Stijlfouten
  • Verkeerde woorden en uitdrukkingen

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
  • Je begrijpt wat een stijlfout is.

  • Je kent de volgende vijf stijlfouten: foutief pleonasme, foutieve tautologie, dubbele ontkenning, contaminatie, verkeerde woorden en uitdrukkingen.





 
  • Je kunt verkeerd gebruikte woorden en uitdrukkingen herkennen, benoemen en verbeteren.





Weten 
6

Slide 43 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

       Verkeerde woorden en uitdrukkingen
6
Woorden of uitdrukkingen door elkaar halen gebeurt vaak als je snel schrijft of als de uitdrukking wel kent, maar niet precies weet hoe je deze gebruikt. Je uitdrukking lijkt dan op wat je hoort te gebruiken, maar is toch fout.

Voorbeeld:
Je hebt de klok gehoord, maar weet niet waar de bel hangt.

Slide 44 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Zelfstandig werken
6
Lees 
6.12 Stijlfouten: verkeerde woorden en uitdrukkingen (blz. 312)
Maak
Maak opdracht 3, 4 (filmpje draadstaal)
Hoe
- Werk netjes. 
- In je schrift
Tijd
20 minuten 
Eerder klaar?
Lezen in je leesboek
Resultaat
De antwoorden worden klassikaal besproken
timer
25:00

Slide 45 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hetgaat mij lukken om een voldoende te halen voor S304 - Taalkunde.
Ja
Nee

Slide 46 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb nog het volgende nodig om een voldoende te kunnen halen voor de toets S304 Taalkunde:

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies