Lesvoorbereiding_T2A_Week 25

Herzlich willkommen!
S. Ravier
16. Juni 2020
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen!
S. Ravier
16. Juni 2020

Slide 1 - Tekstslide

Programm für heute
  • Hausaufgaben besprechen.
  • Lernziele.
  • Grammatik wiederholung.
  • Probetest.

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele
  1. Je kan de modale hulpwerkwoorden vervoegen.
  2. Je weet wanneer je im, am en um gebruikt.
  3. Je kan het werkwoord fahren vervoegen.
  4. Je kan het verschil tussen het persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord aangeven.

Slide 3 - Tekstslide

Hausaufgaben Woche 24 Leerpleinles 1

Meerschweinchen in der Schweiz
B
C
C


 

Slide 4 - Tekstslide

Hausaufgaben Woche 24 Leerpleinles 1
Lecker schlecken
1     Als je op de calorieën let, moet je geen ijs eten.
2     Er is ook caloriearm ijs op de markt.
3     IJshoorntjes bevatten het minst calorieën.
4     Perzikijs bevat minder calorieën dan bananenijs.

Slide 5 - Tekstslide

Open je werkboek op bladzijde 144.
We gaan een quiz spelen. Het gaat om jouw antwoorden van Aufgabe 34.

Slide 6 - Tekstslide

_____ Spiel
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 7 - Quizvraag

____ Mädchen
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 8 - Quizvraag

____ Busfahrer
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 9 - Quizvraag

___ Haltestelle
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 10 - Quizvraag

___ Fahrkarte
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 11 - Quizvraag

___ Trainerin
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 12 - Quizvraag

___ Sommer
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 13 - Quizvraag

____ Montag
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 14 - Quizvraag

___ Juli
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 15 - Quizvraag

___ Buch
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 16 - Quizvraag

____ Wetter
A
der
B
die vrouwelijk
C
das
D
die meervoud

Slide 17 - Quizvraag

Welke woorden moeten met een hoofdletter geschreven worden? Aufgabe 35 Seite 144

Slide 18 - Open vraag

Aufgabe 36 Seite 144
1. er    2.  sie  3.  er    4.  sie   5. sie  6. es

Slide 19 - Tekstslide

Aufgabe 37 Seite 144
1. arbeitest        4. heißt
      2. wartet        5. antwortet
3. kostet        6. redet

Slide 20 - Tekstslide

Aufgabe 38 Seite 144
Im Sommer gehe ich oft ins Schwimmbad. Ich treffe mich um zehn Uhr mit meinem Freund. Am Wochenende bin ich auch oft da. Morgen, am Sonntag fahren wir am Vormittag um elf Uhr hin. Im Frühling und im Herbst laufe ich am Samstag oft mit meinem Vater. Wir gehen früh am Morgen. Wir stehen um sieben Uhr auf und joggen dreißig Minuten. Um halb neun sind wir wieder zurück. Dann frühstücke ich.

Slide 21 - Tekstslide

Aufgabe 39 Seite 145
1.bin        5. sind
2.bin        6. hast
3.haben    7. habe
4.hat        8. habe

Slide 22 - Tekstslide

Aufgabe 40 Seite 145
1. Sie dürfen
2. Sie müssen
3. wollen Sie
4. können Sie
5. dürfen Sie
6. mögen Sie
7. müssen Sie
8. Sie mögen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide