-Je gebruikt de Present Simple om aan te geven dat iets
altijd, nooit of regelmatig gebeurd.
-In de zin staan vaak woorden als: always, never, often, usually, regulary, sometimes.
-De werkwoord is altijd stam. Bij He/She/It altijd +s
(Check blz 132 van je boek)
Voorbeeld:
-I never walk She never walks He never walks
Now : Geeft aan dat het NU gebeurd. work (stam) + ing