denken en leren terugkoppeling

Cognitieve ontwikkeling 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
PDOMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Cognitieve ontwikkeling 

Slide 1 - Tekstslide

Leuke test. Tip: ook leuk om in midden- en bovenbouw groepen af te nemen .   





Opdracht: kijk naar de afbeelding en benoem de kleuren die je ziet. Niet de woorden zelf. Lukt jou dat? Vrijwilligers?





3.1 Hersenen zijn regelkamers
Verklaring waarom het zo moeilijk is:  je rechter hersenhelft is gefocust op de kleur, terwijl je linkerhelft focust op de woorden.  Je brein heeft nu meer tijd nodig. 

Slide 2 - Tekstslide

3.1 Hersenen zijn regelkamers

Slide 3 - Tekstslide

Hersenfeitjes:​​

-hersenen blijven zich vanaf geboorte ontwikkelen, eerst zintuigen, dan taal en motoriek​

​-verbindingen maken (associaties) bijv. ezelsbruggetje en herhalen (patroonherkenning)​

​-afwijken van de ‘vaste paden‘ stimuleert creativiteit en nieuwe verbindingen​

​-een gebied ontwikkelt zich pas als het eraan toe is​

​-brein bij jonge kinderen ontwikkelt zich beter door beloning.​ Het brein bij oudere kinderen (vanaf 12 jaar) ontwikkelt zich beter door ​negatieve feedback











3.1 Hersenen zijn regelkamers

Slide 4 - Tekstslide

Er bestaan verschillende ideeën over hoe mensen denken/ ontwikkelen​

We onderscheiden hierin drie verschillende stromingen​
-behaviorisme​
-cognitivisme​
-constructivisme​

Elke stroming gaan we in de volgende sheets bekijken.














3.2 Kijken naar hoe kinderen leren

Slide 5 - Tekstslide

                     Behaviorisme














3.2 Kijken naar hoe kinderen leren
Pak blz. 71 voor je lees de eerste alinea van Behaviorisme. 

Vraag: hoe wordt het aanleren van gedrag genoemd?

Er zijn twee bekende behavioristen: Pavlov en Skinner.
In het volgende filmpje (2 min.) zie je een experiment van Fred Skinner.

Slide 6 - Tekstslide
















3.2 Kijken naar hoe kinderen leren

Slide 7 - Tekstslide

Pak blz. 72 voor je lees de eerste alinea van Cognitivisme. 

-experimenteren/onderzoeken (zintuigen)​
-uitdagende omgeving met veel verschillende materialen​
-kennis komt altijd van buitenaf en wordt actief verwerkt: begrijpen, onthouden, toepassen, integreren.​
Bekende cognitivisten zijn: Piaget en Brunner​.

Vraag op de volgende sheet. 















3.2 Kijken naar hoe kinderen leren
Cognitivisme

Slide 8 - Tekstslide


Pak blz. 75 voor je lees de eerste alinea van constructivisme.

Vraag: wie is een bekende constructivist?

-omgeving en mensen spelen een belangrijke rol​
-uitdagen met iets wat ze nog net niet​ begrijpen (zone van de naaste ontwikkeling. Heb je ook geleerd in fase 1.)​
-imiteren/rolmodel, leerkracht is coach.














3.2 Kijken naar hoe kinderen leren
Constructivisme

Slide 9 - Tekstslide

Welke onderzoeker hoort bij het cognitivisme?
Zoek het op als je het niet zeker weet.
A
Pavlov (Honden)
B
Skinner (Duiventest)
C
Piaget (experimenteren)
D
Vygotsky (interactie en omgeving)

Slide 10 - Quizvraag

Welke begrippen horen NIET bij de rechterhersenhelft?
A
Ritme en kleur
B
Ruimtelijk inzicht en 3D
C
Woorden en volgorde
D
Zintuigen en dagdromen

Slide 11 - Quizvraag

3.1 Hersenen zijn regelkamers

Slide 12 - Tekstslide

Welke onderzoeker hoort bij het constructivisme?
Zoek het op als je het niet zeker weet.
A
Pavlov (Honden)
B
Skinner (Duiventest)
C
Piaget (experimenteren)
D
Vygotsky (interactie en omgeving)

Slide 13 - Quizvraag

Welke onderzoeker hoort bij het cognitivisme?
Zoek het op als je het niet zeker weet.
A
Pavlov (Honden)
B
Skinner (Duiventest)
C
Piaget (experimenteren)
D
Vygotsky (interactie en omgeving)

Slide 14 - Quizvraag

Welke onderzoeker hoort bij het behaviorisme?
Zoek het op als je het niet zeker weet.
A
Pavlov (Honden)
B
Bruner (zelf ontdekkend leren)
C
Piaget (experimenteren)
D
Vygotsky (interactie en omgeving)

Slide 15 - Quizvraag

Dus..


Constructivisme - Vygotsky
Cognitivisme - Piaget
Behaviorisme - Pavlov

Slide 16 - Tekstslide

                 Paragraaf 3.3 Kleine kinderen leren zo

3.3 Kleine kinderen leren zo

Slide 17 - Tekstslide

                De zone van naaste ontwikkeling
Kies iets wat past bij de interesse van het kind én wat hem uitdaagt om een stapje verder te zetten in zijn ontwikkeling. 
Deze leertheorie valt onder het constructivisme.

Vraag: wie is de grondlegger van deze visie?

Belangrijk! Komt in alle drie de leerjaren op deze opleiding terug.
3.1 Uitdagen met activiteiten

Slide 18 - Tekstslide

We gaan in de komende 3 sheets kijken naar de volgende fasen:

0 tot 2 jaar: sabbelen en imiteren
2 tot 4 jaar: tussen fantasie en werkelijkheid
4 tot 6 jaar: de wereld willen begrijpen
3.3 Kleine kinderen leren zo

Slide 19 - Tekstslide

                                                                                           Sensomotorische fase

0-4 maand:​      reflexen, gedrag aanpassen aan omgeving, reageert op prikkels​
4-8 maand:​      baby ontdekt dat gedrag invloed heeft op omgeving (kiekeboe)​
8-12 maand:​     gebeurtenissen voorspellen (huilen als moeder jas aandoet)​
                            observeren en nadoen​
objectpermanentie (iets blijft bestaan ook als is het uit beeld)​

12-18 maand:​    experimenteren​, verdere ontwikkeling van objectpermanentie                                        (verder zoeken) imiteren en onthouden​
18-24 maand:   ​inbeelden en nadenken (mentale representatie

Opdracht: lees blz. 77 de alinea objectpermanentie en blz. 78 de alinea
                    mentale representatie












3.3 Kleine kinderen leren zo
0 tot 2 jaar: sabbelen en imiteren

Slide 20 - Tekstslide

                                                                           pre operationele fase

- Het kind ordent en benoemt de wereld om zich heen.​
   Mentale representatie wordt sterker​
- Animistisch denken : gelooft dat voorwerpen kunnen denken       en gevoelens hebben (troosten van een gevallen knuffel)​
- Magisch denken (moeite met onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid)
Opdracht: lees op blz. 79 de alinea animistisch. Wie heeft een voorbeeld vanuit de stage? Hoe zou je dit begrip kunnen onthouden? Ezelsbruggetje





3.3 Kleine kinderen leren zo
2 tot 4 jaar: tussen fantasie en werkelijkheid

Slide 21 - Tekstslide


                                                                                                         pre operationele fase
- Beter logisch redeneren, dus magisch denken neemt af​.
- Moeite om aandacht op verschillenden dingen te richten, focus  op 1 factor (centratie)​
- Moeite met conservatie (= hoeveelheid blijft gelijk ondanks dat vorm verandert)

Kijkvraag: het eerste meisje zit in de fase die we nu bespreken: de pre operationele fase. In welke fase zit het tweede meisje? Schrijf het op. Tip: gebruik je boek bij twijfel. Kijk bij 3.4


Filmfragment: begrip 'conservatie'


3.3 Kleine kinderen leren zo
4 tot 6 jaar: de wereld willen begrijpen
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 22 - Tekstslide

3.3 Kleine kinderen leren zo
                    Belangrijk om te onthouden:

Fasen in deze besproken periode:
Sensomotorische fase: 0 tot 2 jaar
Pre operationele fase:   2 tot 6 jaar

Slide 23 - Tekstslide

              Paragraaf 3.4 Oudere kinderen leren anders
3.4 Oudere kinderen leren anders

Slide 24 - Tekstslide

We gaan in de komende 3 sheets kijken naar de volgende fasen:

6 tot 10 jaar: in de wereld staan
10 tot 12 jaar: logisch denken
13 tot 20 jaar: problemen oplossen
3.4 Oudere kinderen leren anders

Slide 25 - Tekstslide

                                                                  Volgende fase: concreet operationele fase

- Geheugen en concentratie worden beter​
- Psychisch opereren
- Eerst nadenken dan actie
- Minder impulsief​
- Magisch denken neemt af
- Minder naïviteit

Opdracht: lees blz. 83 bovenste alinea
Welk voorbeeld van magisch denken vervalt rond de leeftijd van 8 jaar?


3.4 Oudere kinderen leren anders
6 tot 10 jaar: in de wereld staan

Slide 26 - Tekstslide


- Voldoende taalvaardig om ingewikkelde begrippen uit te leggen​
- Logisch denken is ontwikkeld​
- Zelfstandig kennis opdoen​
- Beter abstract denken (nadenken over dingen die je niet          ziet/voelt)​
- Reflecteren (bewust van wat anderen denken/doen) 
- Discussie 




3.4 Oudere kinderen leren anders
10 tot 12 jaar: logisch denken

Slide 27 - Tekstslide

                                                                   Volgende fase: formeel operationele fase

- Actief oplossen van problemen d.m.v strategieën​
- Veel nadenken over abstracte zaken ​en wereldse problemen​
- Veel slaap nodig, worden laat moe ​door hormonen

Vraag: merkte jij jouw overstap naar deze fase? Hoe uitte zich dat?









3.4 Oudere kinderen leren anders
13 tot 20 jaar: problemen oplossen

Slide 28 - Tekstslide

                        Belangrijk om te onthouden:

Fasen in deze besproken periode:
Concreet operationele fase: 6 tot 12 jaar
Formeel operationele fase 12 tot 15 jaar
3.4 Oudere kinderen leren anders

Slide 29 - Tekstslide

          Wat weet je nog van deze les? 
                               5 vragen

Slide 30 - Tekstslide

Paragraaf 3.3
Bij welke leeftijd past het magisch denken (bv. in kabouters) het beste?

A
0 tot 2 jaar
B
2 tot 4 jaar
C
4 tot 6 jaar
D
6 tot 8 jaar

Slide 31 - Quizvraag

Paragraaf 3.3
De knuffel van Joshua is gevallen.
Joshua troost zijn knuffel. Welk begrip over zijn manier van denken valt hieronder?
A
Conservatie
B
Magisch denken
C
Animistisch denken
D
Objectpermanentie

Slide 32 - Quizvraag

Paragraaf 3.4
Jolijn begrijpt dat een smal hoog glas niet betekent dat in dat glas meer water kan dan in een breed lager glas.

Van welk begrip is hier sprake?
A
Conservatie
B
Magisch denken
C
Animistisch denken
D
Objectpermanentie

Slide 33 - Quizvraag

Paragraaf 3.4
Pubers komen vaak laat in slaap door bepaalde hormonen.
Is dat waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag