Modalverben und wissen

Modalverben & wissen


Was wisst ihr noch über die Modalverben?


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Modalverben & wissen


Was wisst ihr noch über die Modalverben?


Slide 1 - Tekstslide

Was sind die Merkmale? 
1. ich  en  er/sie/es  haben keine Endung
2. Vokalwechsel im Einzahl (außer sollen) 
3. Definition:
Een modaal werkwoord geeft een bepaalde houding ten opzichte van het werkwoord aan; ofwel, ze voegen een bepaalde modaliteit toe, zoals noodzakelijkheid, waarschijnlijkheid, mogelijkheid, wenselijkheid en het ontbreken van noodzakelijkheid dan wel verplichting.

Slide 2 - Tekstslide

MODALVERBEN: Lernziele




  • Ihr kennt die Modalverben und ihre Bedeutung
  • Ihr könnt die Verben in Sätzen richtig anwenden








Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wissen
ich weiß
du weißt
er/sie/es weiß
wir wissen
ihr wisst
sie/Sie wissen

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht - Modalverben
Dit was in het kort een herhaling van de theorie over de modale werkwoorden. Wat weet je nog, kijk goed naar de antwoord mogelijkheden en kies uit A, B, C of D.
We gaan in totaal 6 zinnen oefenen.

Viel Erfolg! 

Slide 6 - Tekstslide

........ du mir bitte helfen?
A
Kannst
B
Kann
C
Könnst
D
Können

Slide 7 - Quizvraag

Ich ............. heute nicht zur Schule.
A
woll
B
willt
C
will
D
wollen

Slide 8 - Quizvraag

......... du morgen zur Schule?
A
darfst
B
dürft
C
darf
D
dürfen

Slide 9 - Quizvraag

Er ........ seine Hausaufgaben machen.
A
müsst
B
muss
C
müssen
D
musst

Slide 10 - Quizvraag

Wir ........ nicht wie spät es ist.
A
wisst
B
weißen
C
weiß
D
wissen

Slide 11 - Quizvraag

........ deine Schwester lieber Pizza oder Pommes?
A
Mögt
B
Mögen
C
Mag
D
Magst

Slide 12 - Quizvraag

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Könnet
D
Könntet

Slide 13 - Quizvraag

Bij welke vorm hebben modale werkwoorden geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 14 - Quizvraag

Tot slot: het werkwoord 'dürfen' betekent dus....
A
willen
B
mogen
C
durven
D
kunnen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe goed begrijp je de modale werkwoorden nu?

😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Slide 17 - Video

Slide 18 - Link