In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken
Slide 1 - Tekstslide
Welk proces is sowieso noodzakelijk in een cel om actief transport mogelijk te maken?
A
Aerobe dissimilatie
B
Anaerobe dissimilatie
C
Voortgezette assimilatie
Slide 2 - Quizvraag
Planten nemen water op via osmose. Hierdoor moeten planten eerst actief ionen naar binnen pompen. Welk gas moet dus sowieso in de grond zitten? En waarom?
Slide 3 - Open vraag
Leg uit hoe planten wiens wortels onder water staan langzaamaan uitdrogen en afsterven.
Slide 4 - Open vraag
Leerdoel
Je kunt voorbeelden geven van organische stoffen in onze voeding en in ons lichaam
Je weet uit welke organische stoffen koolhydraten, vetten en eiwitten bestaan
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Uit welke drie elementen / atomen bestaan alle koolhydraten?
Slide 8 - Open vraag
Sachariden, de bouwstenen van koolhydraten
Koolhydraten (sachariden)
- bestaan uit C, O en H
- monosacharide - vb. glucose/ fructose/ galactose/ ribose
- disacharide - vb. lactose/ sacharose
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Hoe zit het dan met suiker?
Mono- en disachariden worden suikers genoemd. Deze leveren vaak snel energie.
Polysachariden worden niet suikers genoemd. Deze moeten eerst worden afgebroken.
Slide 11 - Tekstslide
Polysachariden
allen opgebouwd op glucose moleculen
reservestof (zetmeel en glycogeen)
in planten (zetmeel en cellulose)
bouwstof (cellulose)
voedingsstof (zetmeel)
zetmeel
cellulose
glycogeen
Slide 12 - Tekstslide
Welke polysacharide wordt ook wel de dierlijke zetmeel genoemd?
A
glucose
B
glycogeen
C
celloluse
D
glucagon
Slide 13 - Quizvraag
Aminozuren, de bouwstoffen van eiwitten
Aminozuren (bouwstenen eiwitten)
- bestaan uit C, O, H en N
- altijd een aminogroep (-NH2) en een zuurgroep (-COOH)
- 20 soorten aminozuren
Slide 14 - Tekstslide
Welke twee aminozuren bevatten zwavel?
Slide 15 - Open vraag
Vetten
erg grote moleculen
een glycerolgroep met drie vetzuurketens eraan
brandstof/ reservestof (bevat veel energie)
bouwstof (belangrijk onderdeel celmembranen)
Slide 16 - Tekstslide
Een fosfolipide is een voorbeeld van een vet. Waar vinden we deze in ons lichaam?
A
Celmembraan
B
Ribosoom
C
RER
D
Mitochondrium
Slide 17 - Quizvraag
DNA is ook een molecuul
Een van de grootste van het lichaam
Slide 18 - Tekstslide
Om DNA te maken heeft een organisme voedingsstoffen nodig (zie binastabel 71A . De belangrijkste voedingsstoffen zijn hierbij vetten, koolhydraten, mineralen, vitaminen, water en eiwitten. Welke van deze zes voedingsstoffen is sowieso nodig om de benodigde elementen binnen te krijgen? Leg uit.
Slide 19 - Open vraag
Aan de slag
Ga naar eindexamensite.nl
Maak de oefentoets genaamd H5 13 april - stofwisseling