Herhaling mavo2 lezen par 1 t/m 3 + par. 4 nieuw

Herhaling Lezen klas 1
Uit welke drie delen bestaat de standaard tekstopbouw?


Schrijf het antwoord even op voor jezelf. 
We nemen straks de antwoorden door.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Lezen klas 1
Uit welke drie delen bestaat de standaard tekstopbouw?


Schrijf het antwoord even op voor jezelf. 
We nemen straks de antwoorden door.

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling Lezen klas 1
Wat wordt bedoeld met het onderwerp van een tekst?
En wat met de hoofdgedachte?

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling Lezen klas 1
Wat wordt bedoeld met de kernzin van een alinea?
Waar vind je de kernzin meestal?

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling Lezen klas 1
Welke vijf tekstdoelen ken je?

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling Lezen klas 1 ANTW
Uit welke drie delen bestaat de standaard tekstopbouw?

1. Inleiding
2. Kern / middenstuk
3. Slot

Wat staat er in elk deel?

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling Lezen klas 1 ANTW
Wat wordt bedoeld met het onderwerp van een tekst?

Eén of enkele woorden die aangeven waar de tekst over gaat.

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling Lezen klas 1 ANTW
Welke vijf tekstdoelen ken je?

1. Amuseren (de schrijver wil je vermaken)
2. Informeren (de schrijver wil informatie geven)
3. Instrueren (de schrijver vertelt hoe je iets moet doen)
4. Overtuigen (de schrijver wil dat je zijn mening overneemt)
5. Activeren (de schrijver wil dat je iets gaat doen)

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling Lezen klas 1 ANTW
Wat wordt bedoeld met de kernzin van een alinea?
Waar vind je de kernzin meestal?

De kernzin is de belangrijkste zin van een alinea.
Meestal is dat de eerste, tweede of laatste zin.

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling Lezen klas 1
Wat wordt bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?

Eén volledige zin die het belangrijkste weergeeft wat de schrijver over het onderwerp wil zeggen.

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling leerjaar 2

Slide 10 - Tekstslide

§2 Stappenplan lezen

- oriënterend
- globaal
- precies



Slide 11 - Tekstslide

§3 onbekende woorden
- synoniem, omschrijving, voorbeeld, tegenstelling

- bekend woorddeel:
  • samenstelling (bijv. sportartikelen, kooplust)
  • afleiding (bijv. misleiden, doelloos)
  • woord uit andere taal (bijv. arrangeren, detecteren)

Slide 12 - Tekstslide

NIEUWE STOF §4 Tekstverbanden en signaalwoorden
 signaalwoorden geven aan op welke manier woorden, zinnen en alinea's met elkaar te maken hebben

- samenhang = een tekstverband
- teksten beter begrijpen als je let op tekstverbanden
- tegenstellend, chronologisch, opsommend, toelichtend verband (blz. 21)

Slide 13 - Tekstslide

Soorten tekstverbanden (blz. 21)

Slide 14 - Tekstslide

Noteer de antwoorden van de volgende vragen in je schrift.

Slide 15 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft de tegenstelling aan?

De vakantie duurde twee weken. Toch vond ik dat te kort.

Slide 16 - Open vraag

Welk signaalwoord geeft de opsomming aan?

Ik heb geen zin in school. Verder vind ik het jammer dat de vakantie voorbij is.

Slide 17 - Open vraag

Welk signaalwoord geeft het toelichtend verband aan?

Tijdens gym doen we verschillende sporten. Zo voetballen we soms, maar moeten we ook hardlopen en turnen.

Slide 18 - Open vraag

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor .......
A
Opsommend verband
B
Toelichtend verband
C
Chronologisch verband
D
Voorwaarde

Slide 19 - Quizvraag

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.

Toen is het signaalwoord voor ....
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Tegenstellend verband
D
Conclusie

Slide 20 - Quizvraag

Noem vier tekstverbanden

Slide 21 - Woordweb

Ook het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Ook is een signaalwoord voor een .....
A
Opsommend verband
B
Conclusie
C
Toelichtend verbad
D
Tijdsvolgorde (chronologie)

Slide 22 - Quizvraag

Denk aan, zo en zoals zijn signaalwoorden voor een.......
A
Opsommend verband
B
Toelichtend verband
C
tegenstellend verband
D
Chronologisch verband

Slide 23 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?
Maak nu zelfstandig opdr. 1  van blz. 22. 
Als je klaar bent mag je huiswerk maken voor een ander vak.

Tijd: tot 11:45

Slide 24 - Tekstslide

Herhaling Lezen klas 1
Wat wordt bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 25 - Tekstslide