1.3 - Globaal lezen (deel 1)


Hoofdstuk 1 - Lezen
1.3 - Globaal lezen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les


Hoofdstuk 1 - Lezen
1.3 - Globaal lezen

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het einde van de les heb je geoefend met globaal lezen
Aan het einde van de les ken je de kenmerken van een informatieve tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Wat was verkennend lezen 
ook alweer?

Slide 3 - Tekstslide

Verkennend lezen
Bij verkennend lezen bekijk je de tekst om snel te bepalen wat de tekstsoort en het onderwerp van de tekst is. Als je weet wat de tekstsoort en het onderwerp is, kun je voorspellen wat er in de tekst staat.

Slide 4 - Tekstslide

Globaal lezen
Nadat je een tekst verkennend hebt gelezen, ga je hem globaal lezen. Je neemt de tekst dan kort door om te achterhalen waar de tekst in grote lijnen overgaat. Dit helpt je om de tekst beter te begrijpen als je hem daarna nauwkeurig gaat lezen. Als je globaal leest, zie je of de voorspelling klopt die je bij verkennend lezen hebt gedaan. Voordat je globaal leest, bedenk je wat je al over het onderwerp weet. Hiervoor kun je een woordweb gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Tekstdoelen
Bij het verkennend lezen kun je ook voorspellen welk doel een tekst heeft. Het tekstdoel geeft aan welke bedoeling de schrijver met de tekst heeft. De belangrijkste tekstdoelen zijn:

Tekstdoel
Toelichting
Informeren
De schrijver geeft de lezer informatie over een onderwerp, bijv. nieuwsbericht.
Instrueren
De schrijver legt de lezer uit hoe hij iets moet doen of gebruiken, bijv. gebruiksaanwijzing.
Overtuigen
De schrijver wil dat de lezer het met hem eens is of dat de lezer iets gaat doen, bijv. advertentie

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken van een informerende tekst
Bij het verkennend lezen heb je voorspeld wat het doel is van de tekst. Als je globaal leest, ga je na of het tekstdoel dat jij had voorspeld klopt. Dat doe je door na te gaan of je de kenmerken van dat tekstdoel in de tekst herkent. 
Als het tekstdoel informeren is, staan er vooral feiten in de tekst. Van een feit kun je bewijzen dat het waar is. 

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken van een informerende tekst
Het gaat in een informerende tekst NIET om de mening van de schrijver. Met een mening kun je het eens of oneens zijn. Als er in een informerende tekst meningen staan, zijn dat meestal meningen van anderen. Er staat dan bij van wie de mening is. 

Slide 8 - Tekstslide

Curling is een officiële olympische wintersport sinds 1998.
A
Feit
B
Mening

Slide 9 - Quizvraag

Curling is een coole sport, benadrukt coach Van Zetten tijdens de persbijeenkomst
A
Feit
B
Mening

Slide 10 - Quizvraag

Genoeg gepraat, aan de slag!
Maak opdracht 4, 5 en 6 (bladzijde 18 t/m 21)

Slide 11 - Tekstslide