Woordenschat 1.1

Uitleg woordenschat
1. Wat betekent woordenschat? 
2. Waarom is dit belangrijk? 

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Uitleg woordenschat
1. Wat betekent woordenschat? 
2. Waarom is dit belangrijk? 

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat 1.1
Onbekende woorden begrijpen

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Ik weet hoe ik moeilijke woorden in de tekst kan begrijpen. 

Slide 3 - Tekstslide

Betekenis afleiden uit de tekst
  • synoniem 
  • omschrijving
  • voorbeelden
  • tegenstelling
  • afbeelding

Slide 4 - Tekstslide

synoniem?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

1. Betekenis afleiden uit de tekst

- Zoek een omschrijving van het woord.


- illustraties 

Slide 7 - Tekstslide

Synoniem
 Zoek een synoniem; een woord dat ongeveer dezelfde
   betekenis heeft.
bijv:
  • lamp-licht
  • auto-wagen
  • schoenen-patta's-schoeisel

Slide 8 - Tekstslide

Tegenstelling
Het tegenovergestelde van elkaar
Zoek een tegenstelling, let op signaalwoorden; maar, echter,
  daarentegen.

Bijv.: 
  • groot-klein
  • zwart-wit
  • hoog-laag

Slide 9 - Tekstslide

 Een omschrijving zoeken

Van onbekende woorden staat vaak een omschrijving in de tekst. 

Lees zin of alinea helemaal!!


- Zoek een omschrijving van het woord.




Slide 10 - Tekstslide

Zoek voorbeelden
Soms kun je hieruit de betekenis van het woord afleiden
 Zoek naar een voorbeeld, let op signaalwoorden; zoals,  
   bijvoorbeeld, neem nou, denk aan.

Slide 11 - Tekstslide

synoniem:politie

Slide 12 - Woordweb

synomien: eten (ww)

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

Welke synoniemen ken je voor het woord 'huilen' ?

Slide 15 - Open vraag

Honderden ramptoeristen bezochten het gebied. De politie had veel last van al die mensen die uit nieuwsgierigheid kwamen kijken.
Wat is de omschrijving van 'ramptoeristen'?

Slide 16 - Open vraag

Sommigen vinden het CHARISMA van een manager een belangrijke factor voor het succes van de zaak.
A
opleiding
B
ervaring
C
uitstraling

Slide 17 - Quizvraag

Die voorstellen BEHELZEN een compleet nieuwe invulling van de studie.
A
ontwaren
B
hebben betrekking op
C
beamen

Slide 18 - Quizvraag

Het overleg bevindt zich in een IMPASSE.
A
vergaderzaal
B
moeilijke toestand
C
eindfase

Slide 19 - Quizvraag

De goudhandel FLOREERT als nooit tevoren.
A
ontbeert
B
gaat achteruit
C
bloeit

Slide 20 - Quizvraag

In de middeleeuwen werden lijfeigenen door hun heer GEKASTIJD.
A
uitgelachen
B
gememoreerd
C
gestraft

Slide 21 - Quizvraag

De DISCREPANTIE tussen wat hij zegt en wat hij doet, is wel meer mensen opgevallen.
A
afwijking, gebrek aan overeenstemming
B
onopvallend
C
overeenkomst

Slide 22 - Quizvraag

Ik denk niet dat dat helpt bij het IMPLEMENTEREN van deze strategie.
A
invoeren en in gebruik nemen
B
een gat vullen
C
uit je hoofd leren

Slide 23 - Quizvraag

Dit artikel verduidelijkt hoe je moet citeren en PARAFRASEREN in je proefschrift.
A
Het weergeven van de inhoud met andere woorden
B
scanderen
C
omzetten in andere vorm of ander formaat

Slide 24 - Quizvraag

Tijdens deze lessen wordt de CONTEMPORAINE geschiedenis in chronologische volgorde behandeld.
A
sociale
B
hedendaagse
C
culturele

Slide 25 - Quizvraag

Ze mag er dan FRELE uitzien, maar ze is sterker dan je denkt!
A
broos
B
adellijk
C
verward

Slide 26 - Quizvraag

Wetenschappers staan voor een groot raadsel, nu ze een MINUSCUUL deeltje hebben gemeten.
A
heel klein
B
ovaal
C
bol

Slide 27 - Quizvraag

De IMMATERIELE schade valt niet te berekenen
A
schade aan spullen, goederen etc.
B
geestelijke
C
economische

Slide 28 - Quizvraag

Ook hier geldt natuurlijk het ADAGIUM: 'voorkomen is beter dan genezen.'
A
spreuk, motto
B
pleidooi
C
voorstel

Slide 29 - Quizvraag

Hopelijk biedt dat enig SOELAAS.
A
koekje
B
winst
C
troost

Slide 30 - Quizvraag

Hij had weinig SCRUPULES bij dat soort zaken.
A
lacunes
B
mogelijkheden
C
gewetensbezwaren

Slide 31 - Quizvraag

Maken
2F: 
Woordenschat opdracht heel 1.1

bladzijde 234

Slide 32 - Tekstslide

Uitslag: 
6 fout of meer: 1F
4-5 fout: 2F
2-3 fout: 3F 
0-1 fout: 4F 

Slide 33 - Tekstslide