Grammatica_woordsoorten

Alle woordsoorten 3tl
lw    zn     bn    ww     
pvnw     bvnw     vvnw     avnw     ovnw    betr.vnw
 vz    twR    twH    vw    bw
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Alle woordsoorten 3tl
lw    zn     bn    ww     
pvnw     bvnw     vvnw     avnw     ovnw    betr.vnw
 vz    twR    twH    vw    bw

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt de verschillende woordsoorten herkennen en benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten 
  • lw = de, het en een
  • zn= mensen, dieren dingen, planten en namen
  • bn = zegt iets over een zelfst. nw.
  • ww = doewoorden, kun je vervoegen

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten 

  • vz = kast- en feestwoorden (tijdens)
  • vw - en, maar, of, want, dus, nadat, hoewel, als, mits, dan, toen, bw - morgen , nu, daar, misschien
  • twR - (rijtje) - eerste, laatste, middelste 
  • twH - (Hoeveelheid) - zes, 2025, veel, beide



Slide 5 - Tekstslide

Voornaamwoorden
  • pvnw = woorden die in plaats van een persoon of groep personen staan - hij, ik, jij, jullie), wij, hem
  • bvnw = geven een bezit aan - mijn , jouw, onze

Slide 6 - Tekstslide

Voornaamwoorden 
  • avnw = die, deze, dit, dat, zo'n, zulke , dergelijke
  • vvnw. = wie, wat, welk(e), wat voor (een)
  • ovnw = niemand, iemand, iets, niets
  • betr. vnw = die, dat, wie, wat


Slide 7 - Tekstslide

Benoem het woord 'ik'.
Vanmorgen kon ik moeilijk mijn bed uit komen.
A
zn
B
bn
C
bvnw
D
pvnw

Slide 8 - Quizvraag

Benoem het woord 'dat'.
Het spel dat ik gisteren speelde, heet FIFA.
A
avnw
B
lw
C
bw
D
betr.vnw

Slide 9 - Quizvraag

Benoem het woord 'vergroot'.
Ik heb de foto vergroot.
A
zn
B
ww
C
bn
D
pvnw

Slide 10 - Quizvraag

Benoem het woord 'vergroot'.
Een vergroot plaatje zie je beter.
A
zn
B
ww
C
bn
D
bw

Slide 11 - Quizvraag

Benoem het woord 'wat'.
Wat ga jij vandaag doen?
A
vvnw
B
bvnw
C
betr.vnw
D
avnw

Slide 12 - Quizvraag

Benoem het woord 'hoe'.
Hoe heet jij?
A
vvnw
B
ww
C
bvnw
D
bw

Slide 13 - Quizvraag

Benoem het eerste woordje haar.
Zij wil haar haar in een vlecht doen.
A
pvnw
B
bvnw
C
zn
D
betr.vnw

Slide 14 - Quizvraag

Benoem het tweede woordje haar.
Zij wil haar haar in een vlecht doen.
A
pvnw
B
bvnw
C
zn
D
bn

Slide 15 - Quizvraag

Benoem eerste woordje 'die'.
Die jongen die daar loopt, is Jos.
A
avnw
B
vvnw
C
betr.vnw
D
bvnw

Slide 16 - Quizvraag

Benoem het tweede woordje 'die'.
Die jongen die daar loopt, is Jos.
A
avnw
B
vvnw
C
betr.vnw
D
bvnw

Slide 17 - Quizvraag