Lektion 2I

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Guten Morgen liebe Schüler

Lernzielefür heute / 
Leerdoelen voor vandaag

1) Je kunt het geslacht van zelfstandige naamwoorden bepalen in het Duits.

2) Je kuntzelfstandige naamwoorden door persoonlijke voornaamwoorden vervangen.

3) Je kunt bezittelijke voornaamwoorden in het Duits juist gebruiken m.b.t. zelfstandige naamwoorden.

Wat zijn de regels voor het bepalen van het geslacht van mannelijke
(der-woorden) zelfstandige naamwoorden?

Der - Wörter

mannelijke personen, mannelijke dieren

mannelijke beroepen, de dagen, de maanden, de dagdelen, de jaargetijden, windrichtingen en

de meeste stammen van werkwoorden

Wat zijn de regels voor het bepalen van het geslacht van vrouwelijke
(die-woorden) zelfstandige naamwoorden?

Die - Wörter

vrouwelijke personen, vrouwelijke dieren en de meeste woorden op -e

vrouwelijke beroepen, de getallen en woorden die eindigen op -heit,  -keit, schaft, -ung,  -ur, -ei, -ik, -ion, tät

Wat zijn de regels voor het bepalen van het geslacht van onzijdige
(das-woorden) zelfstandige naamwoorden?

Das - Wörter

Veel woorden die in het Nederlands het-woorden zijn

Woorden die op -chen  en -lein eindigen 

(bv. das Mädchen en das Fräulein)

Wat is het juiste lidwoord in het Duits bij meervoud?

1. der
2. die
3. das
4. die

Als twee zelfstandige naamwoorden aan elkaar worden geschreven, zoals bij 'Winterjacke', hoe weet je dan welk lidwoord het juiste is?
-> der Winter, die Jacke

Lösung: die Winterjacke

Het geslacht van het tweede zelfstandig naamwoord bepaalt dan het geslacht! 

Het lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.

Persoonlijke voornaamwoorden (Personalpronomen) in het Duits zijn:

...... Eins

1. ein
2. eine

..... Dörflein

1. ein
2. eine

..... Sendung

1. ein
2. eine

Aufgabe 43, 44, 45

Arbeitsbuch, Seite 97/98

Persoonlijke voornaamwoorden (Personalpronomen) in het Duits zijn:

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?

Bezittelijke voornaamwoorden

mannelijk/onzijdig znw

mein - mijn

dein - jouw

 sein- zijn

ihr - haar

sein - zijn

 uns - ons/onze

euer - jullie

ihr - hun

Ihr - uw

Bezittelijke voornaamwoorden

vrouwelijk znw /meervoud

meine - mijn

deine - jouw

 seine- zijn

ihre - haar

seine - zijn

 unse - ons/onze

eure - jullie

ihre - hun

Ihre - uw

Wo ist (jouw) Bruder?

1. dein
2. deine

Wo ist (zijn) Mutter?

1. sein
2. seine

Sind das (hun) Bälle?

1. ihr
2. ihre

Aufgabe 46 t/m 51

Arbeitsbuch, Seite 98 

SO und Kijk-/luistertoets zurück!

Huiswerk voor de volgende les

-> Lektion 2

Lernen: A/B/C/D

Machen: 46 t/m 51

Zu Donnerstag / tot donderdag