3H - H1 Lineaire verbanden (5.1-5.4)
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welkom!
Leg klaar:
Je laptop (dicht)
Ruitjesschrift
Etui
Rekenmachine
Slide 2 - Tekstslide
H1 Lineaire verbanden
5.1 + 5.2 -> Wennen aan de functienotatie
5.3 + 5.4 -> Invoerwaarde en functiewaarde berekenen
Exit-ticket: 4.5 Getallenlijnen
Slide 3 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
Lineaire formule
Lineaire functie
Invoerwaarde
Functiewaarde
y=5x+4
f(x)=5x+4
f(2)
f(2)=14
x=2
y=14
Slide 4 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken de volgende waarden:
f(2)
g(3)
Slide 5 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken de volgende waarden:
f(2)=3⋅2+2
g(3)=2⋅3−1
f(2)=8
g(3)=5
Slide 6 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Ligt het punt (17 ; 55) op f(x)? Schrijf een berekening.
Slide 7 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Ligt het punt (17 ; 55) op f(x)? Schrijf een berekening.
f(17)
Slide 8 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Ligt het punt (17 ; 55) op f(x)? Schrijf een berekening.
f(17)=3⋅17+2=53
f(17)=53
Slide 9 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Ligt het punt (17 ; 55) op f(x)? Schrijf een berekening.
f(17)=3⋅17+2=53
en niet 55, dus het punt ligt niet op de grafiek
f(17)=53
Slide 10 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Het punt (x ; 17) ligt op g, bereken x.
Slide 11 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Het punt (x ; 17) ligt op g, bereken x.
2x−1=17
Los de vergelijking op
Slide 12 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Het punt (x ; 17) ligt op g, bereken x.
2x−1=17
Los de vergelijking op
2x=18
x=9
Slide 13 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Het punt (x ; 17) ligt op g, bereken x.
2x−1=17
Los de vergelijking op
2x=18
x=9
Slide 14 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt met de x-as van f.
Slide 15 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt met de x-as van f.
Bij het snijpunt met de x-as geldt dat y=0 of f(x)=0
Slide 16 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt met de x-as van f.
Bij het snijpunt met de x-as geldt dat y=0 of f(x)=0
Los de vergelijking op
3x+2=0
Slide 17 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt met de x-as van f.
Bij het snijpunt met de x-as geldt dat y=0 of f(x)=0
Los de vergelijking op
3x+2=0
3x=−2
x=−32
Slide 18 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt met de x-as van f.
Bij het snijpunt met de x-as geldt dat y=0 of f(x)=0
Los de vergelijking op
3x+2=0
3x=−2
x=−32
Het snijpunt is
(−32;0)
Slide 19 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
Slide 20 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.1/5.2/5.3/5.4 Functienotatie en waarden berekenen
Slide 21 - Tekstslide
Maken
Maken: 5.1/5.2/5.3/5.4
Exit-ticket in de les
Slide 22 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
Slide 23 - Tekstslide
Maken
Maken: 5.1/5.2/5.3/5.4 + 5.5
Exit-ticket in de les
Slide 24 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt van f(x) en g(x).
Slide 25 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt van f(x) en g(x).
Los eerst de vergelijking op
3x+2=2x−1
Slide 26 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt van f(x) en g(x).
Los eerst de vergelijking op
3x+2=2x−1
x+2=−1
x=−3
Slide 27 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt van f(x) en g(x).
x=−3
f(−3)
Vul de oplossing in een van de functies in:
Slide 28 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt van f(x) en g(x).
x=−3
f(−3)=3⋅−3+2=−7
Vul de oplossing in een van de functies in:
Slide 29 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Bereken het snijpunt van f(x) en g(x).
x=−3
f(−3)=3⋅−3+2=−7
Vul de oplossing in een van de functies in:
Het snijpunt is (-3 ; -7)
Slide 30 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Wanneer is f(x) > g(x).
Slide 31 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Wanneer is f(x) > g(x).
3x+2>2x−1
Los de ongelijkheid op
Slide 32 - Tekstslide
Je kan lineaire verbanden herkennen
5.5 Snijpunten berekeken
f(x)=3x+2
We hebben de volgende lineaire functies:
g(x)=2x−1
Wanneer is f(x) > g(x).
3x+2>2x−1
Los de ongelijkheid op
x+2>−1
x>−3
