a. đč z= 5,0 Ă 9,81 = 49 N en de pijl van de zwaartekracht is 2,1 cm lang, dus is de krachtenschaal: 1 cm â 23 N.
b. zie tekening.
c. de pijl van Fs,1 is 2,2 cm lang dus
đčs,1 = 2,2 Ă 23 = 51 N
De pijl van Fs,2 is 1,4 cm lang dus
đčs,1 = 1,4 Ă 23 = 32 N