4.8 Verkleinwoord

VERKLEINWOORDEN 
Hoe maak je die? 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VERKLEINWOORDEN 
Hoe maak je die? 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesdoel:
- Aan het einde van de les weet je hoe je de meeste woorden moet verkleinen
- je kunt de regels van het verkleinen toepassen
- je hebt geoefend met de uitzonderingen

Slide 3 - Tekstslide

De regels voor het verkleinen: 
Eindigt een woord op d of t, 
dan komt er 'je' achter

paardje
kastje

Slide 4 - Tekstslide

daarnaast: 
eindigt een woord op 
a, o of u
dan verdubbelt de laatste klinker 
en komt er -tje achter

pizzaatje
autootje

Slide 5 - Tekstslide

en er is meer! 
bij een woord met 'ing' een het einde
wordt het -kje

LET OP: de 'g' valt dan weg! 

ketting --> kettinkje

Slide 6 - Tekstslide

En dan zijn er natuurlijk uitzonderingen 
die zijn er altijd... 

baby'tje 
raampje
kammetje
gaatje 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

maken: 
hoofdstuk 4
taalverzorging
verkleinwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Wat vind je een lastig woord om te verkleinen?

Slide 10 - Open vraag