Leven-dood-levenloos + levensverschijnselen

Benodigheden
- Werkboek A
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de kluis
Leven-dood-levenloos + levensverschijnselen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Benodigheden
- Werkboek A
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de kluis
Leven-dood-levenloos + levensverschijnselen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Welkom, wie ben ik?
Nieuwe stof uitleg : 
 'Uitleg'
Aan de slag/huiswerk
- Maak deze LessonUp
Klassikale afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kent het begrip organisme.
2. Je weet het verschil tussen levend, dood en levenloos. Je kent hier voorbeelden bij. 
3. Je kent de verschillende levenskenmerken/levensverschijnselen. En kunt deze toepassen in een vraag.

Slide 3 - Tekstslide

Biologie, waar moet jij dan aan denken?

Slide 4 - Woordweb

Bio = leven logos = leer
Biologie = de leer van het leven

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat hoort er bij biologie?
WEL
NIET

Slide 7 - Sleepvraag

Een organisme
Als iets leeft, dan noemen we dat een levend wezen. De officiële naam is een organisme.

Dus: een organisme is een levend wezen.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welke is welke?

Slide 10 - Tekstslide


Wat is een organisme?
A
Een organisme is een levend wezen
B
Een organisme is een dood wezen
C
Een organisme is een dode plant
D
Een organisme is een dood dier

Slide 11 - Quizvraag


Wat is dan het verschil tussen dood en levenloos?
A
Dode dingen hebben ooit geleefd, levenloze dingen niet
B
Levenloze dingen hebben ooit geleefd, dode dingen niet
C
Er is geen verschil
D
Dat is niet te bepalen

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 14 - Quizvraag


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 15 - Quizvraag


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 16 - Quizvraag


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 17 - Quizvraag


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 18 - Quizvraag


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 19 - Quizvraag

Levensverschijnselen

Slide 20 - Tekstslide

Ademhalen
Ademhalen(gaswisseling) = uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide met de omgeving. 

Elk organisme ademt.

Slide 21 - Tekstslide

Voeden is hetzelfde als eten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Voeden
Voeden = eten en drinken

Het maakt andere levensverschijnselen, zoals groeien en ontwikkelen, mogelijk.

Slide 23 - Tekstslide

Uitscheiden
Uitscheiden = het verwijderen van afvalstoffen.

Het uitscheiden gebeurt door plassen, zweten en waterdamp uitademen.
Poepen hoort niet bij uitscheiden! Dit is een restproduct van voeden.

Slide 24 - Tekstslide

Bewegen
Bewegen = op eigen kracht van plaats veranderen. 

Dat kan snel, maar ook zeer langzaam gebeuren.

Slide 25 - Tekstslide

Voortplanten
Voortplanten = zorgen voor nakomelingen

Dieren krijgen jongen. 
Planten maken zaden. 
Bacteriën delen zichzelf.


Slide 26 - Tekstslide

Waarnemen
Waarnemen = opmerken wat er in de omgeving gebeurt.

Zintuigen en prikkels

Slide 27 - Tekstslide

Groeien
Groeien = groter en zwaarder worden van een organisme.

Organismen nemen voeding en water op om te groeien. Groei kan zowel in de lengte als in de breedte plaatsvinden.

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
1. Maak deze LessonUp (vragen) die klaarstaat in de klasLessonUp.

Slide 29 - Tekstslide

Noem de levensverschijnselen

Slide 30 - Woordweb


Noteer twee levenskenmerken die je ziet in de tekeningen.

Slide 31 - Open vraag


Kies twee levensverschijnselen uit.
Bij het eerste levensverschijnsel geef je een voorbeeld van een dier.
Bij het tweede verschijnsel geef je een voorbeeld van een plant.
Levensverschijnsel - voorbeeld dier | Levensverschijnsel - voorbeeld plant

Slide 32 - Open vraag

Schrijf alle levensverschijnselen op die in de tekst genoemd worden

Slide 33 - Tekstslide


Een virus vertoont veel levensverschijnselen en kan zich met behulp van andere organismen voortplanten. Is een virus een levend wezen?
A
Ja
B
Nee
C
Hangt van het soort virus af
D
Dat is niet te bepalen

Slide 34 - Quizvraag


Welk levenskenmerk zie je op de afbeelding?
A
poepen
B
uitscheiden
C
bewegen
D
waarnemen

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Link