Week 08 - Bouwstenen H4

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag...
  1. Formatieve toets H6 bespreken (25 minuten)
  2. Startopdracht (15 minuten)
  3. Leerdoelen (5 minuten)
  4. Aan de slag! (15 minuten)
  5. Opdrachten bespreken (15 minuten)
  6. Afsluiten... (5 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

TW2 - Toets H4 & H6
Wat? Toets hoofdstuk 4 & 6
Wanneer? TW2
Hoelang? 60 minuten
Weging? 1x (alle toetsen leerjaar 3)

Slide 3 - Tekstslide

Formatieve toets H6 bespreken!
Wat? Pak op tafel een potlood, rekenmachine, toets, correctievoorschrift en vul het reflectieformulier in!
Klaar? Lever je toets + reflectieformulier in bij mijn bureau.
Daarna? Begin aan bouwstenen H4
timer
25:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen, aan het einde van de les kun je...
  1. Berekeningen maken met de begrippen nettowinst, brutowinst, omzet, inkoopwaarde van de omzet en bedrijfskosten.

Slide 5 - Tekstslide

Startopdracht - Afzet, omzet en bedrijfskosten

  1. Bereken de grootheden a, b en c in de tabel.
  2. Bereken de brutowinst in 2017.
  3. Bereken hoe groot de bedrijfskosten in 2018 moeten zijn (d) om in dit jaar een nettowinst te behalen van € 40.000. Laat de berekening zien.




timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Startopdracht - Afzet, omzet en bedrijfskosten

  1. Bereken de grootheden a, b en c in de tabel.
1. a = afzet = omzet / prijs = 324.000 / 8 = 40.500 stuks.
b = Omzet = afzet × prijs = 36.400 × 8,50 = € 309.400.
c = Prijs = Omzet / afzet = 314.500 / 34.000 = € 9,25.






Slide 7 - Tekstslide

Startopdracht - Afzet, omzet en bedrijfskosten

  1. Bereken de brutowinst in 2017.
Brutowinst = Omzet – inkoopwaarde = 36.400 (8,50 – 5,25) = € 118.300.




Slide 8 - Tekstslide

Startopdracht - Afzet, omzet en bedrijfskosten

Bereken hoe groot de bedrijfskosten in 2018 moeten zijn (d) om in dit jaar een nettowinst te behalen van € 40.000. Laat de berekening zien.
Brutowinst = 34.000 × (9,25 – 6) = € 110.500.
Brutowinst – bedrijfskosten = Nettowinst → € 110.500 – bedrijfskosten = 
€ 40.000. Bedrijfskosten = € 110.500 – 40.000 = € 70.500.






Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Bouwstenen H4
Hoe? Overleggen mag (fluisteren!)
Hulp? Buurman/buurvrouw, daarna? Steek je vinger op!
Hoelang? Tot 11:05 uur
Klaar? Nakijken!
Daarna? Iets voor een ander vak in stilte

Slide 10 - Tekstslide

TW2 - Toets H4 & H6
Wat? Toets hoofdstuk 4 & 6
Wanneer? TW2
Hoelang? 60 minuten
Weging? 1x (alle toetsen leerjaar 3)

Slide 11 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 12 - Tekstslide