de Vries Taaltraingen

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

vandaag 
  • check online lesmethode 
  • uitleg P1 en opmaak cijfer
  • Maken opdr 1.1 tm 1.4 
  • woordenlijst en NATO
  • uitleg Grammatica
  • Huiswerk  

Slide 2 - Tekstslide

check online lesmethode 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

periode 1
  1. poster security officer
  2. woordjes en grammatica
  3. casus talentweek 

Slide 5 - Tekstslide

exercise/opdracht  1.1 
  1. read the text/lees de tekst
  2. write down diffecult words/maak een woordenlijst
  3. awnser question 1 tm 8 on page 7/beantwoord vraag 1 tm 8 op  pagina 7 

Slide 6 - Tekstslide

What is NATO?

Slide 7 - Woordweb

NATO
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

A....

Slide 10 - Open vraag

B...

Slide 11 - Open vraag

C.....

Slide 12 - Open vraag

D.....
A
Delhi
B
Delta
C
Doofus
D
Dessert

Slide 13 - Quizvraag

E.....

Slide 14 - Open vraag

F

Slide 15 - Open vraag

spell your name in NATO

Slide 16 - Woordweb

what do Security Guards do

Slide 17 - Woordweb

exercise 1.1
What do Security Guards do??

read the text 

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden 1.1
01 In de eerste paragraaf van dit artikel ontbreekt het woord ‘protecting’ in de tekst.

 X juist  
02 Ook in de Middeleeuwen bestonden er al een soort beveiligers.
 X juist  
03 Volgens deze informatie werken beveiligers voornamelijk in winkelcentra en banken.
 X onjuist
04 Een beveiliger moet volgens deze informatie graag bereid zijn om nieuwe uitdagingen aan te gaan.
 X juist  







Slide 19 - Tekstslide

vervolg 
05 De manier waarop je als beveiliger iets zegt is vele malen belangrijker dan wat je zegt.

 X onjuist
06 Op de open plek in de tekst met de opsomming van de gouden regels voor beveiligers zou goed het woord ‘directive’ kunnen staan.
 X juist  
07 In principe moet je als beveiliger iedereen op dezelfde manier behandelen.
  X onjuist
08 Als beveiliger moet je ook weten hoe je met discriminatie en intimidatie moet omgaan.
 X juist  







Slide 20 - Tekstslide

exercise 1.2
 (a)write down the awnsers in English 
Good morning, may I ask you something/......
(b) of course......

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden/Awnsers 1.2
Hieronder vind je een (mogelijke) inhoudelijke uitwerking van het gesprek, zoals dat in de werkelijkheid zou kunnen plaatsvinden. Ieder gesprek verloopt anders. Werken jouw uitwerkingen (sterk) af van de gegeven voorbeelden, neem dan contact op met je docent Engels en bespreek het.
 

Slide 22 - Tekstslide

vervolg 1.2
A1: Good morning, may I ask you something?
B1: Certainly, what would you like to know?
A2: I want to go to the music festival, but I have lost my way.
B2: That is very annoying.
A3: Can you tell me whether I can get there on foot?
B3: You can, but that will take at least three quarters of an hour.
A4: Would it be better to go by public transport?
B4: Yes, you can take the bus or the tram.
A5: Where is the closest bus stop?
B5: I will give you directions. See the church over there?
 
 
 

Slide 23 - Tekstslide

vervolg 1.2
A6: Yes, you mean that large church on the other side?
B6: Yes. You turn left there. After 300 metres, you take the first street right.
A7: Great, and then?
B7: Then you will see a bus stop to your left after about 150 metres.
A8: I can remember that.
B8: You can take route 34 there, that goes to the festival location.
A9: Thank you very much, you have been very helpful.
B9: You are welcome. Have a great day!


Slide 24 - Tekstslide

exercise 1.3
woordvolgorde

Slide 25 - Tekstslide

wat moet je weten?

wie        doet        wat           waar            wanneer
ow         ww           lv               plaats          tijd

Slide 26 - Tekstslide

wie doet wat waar wanneer
(ow/ww/lv/plaats/tijd)
he had a drink at the pub at eight 

Martha send a text massage from the airport yesterday 

Last week we went on introduction camp in Made 


Slide 27 - Tekstslide

anwswers 1.3
  1. She went home early last night.
  2.  My little sister always reads fairy tales.
  3. He gave me the note.
  4. Can’t you ever be serious?
  5. Tonight I am going to tell my brother the great news.
  6.  I met these people in London last August.

Slide 28 - Tekstslide

  1. The man often comes here.
  2. Last week I saw her with John.
  3. I bought a camera for my wife in the new shop.
  4. He has never been to New York.
  5. I would like to buy two cakes.
  6. We saw her in the theatre last night.

Slide 29 - Tekstslide

exercise 1.4
telefoonalfabet in de les op school

Slide 30 - Tekstslide

exercise 1.6
pak een rood en een groen voorwerp
luister naar de tekst 

Slide 31 - Tekstslide

juist/onjuist exercise 1.6
  •  Mevrouw Evans heeft een magazijn waar gewoonlijk veel dure en makkelijk verplaatsbare artikelen staan.
  • onjuist
  • Het bedrijf van mevrouw Evans is een groothandel in keukenartikelen.
  • onjuist
  • Mevrouw Evans wil vanaf donderdag a.s. extra beveiliging inhuren.
  • onjuist
  • Mevrouw Evans is via een aangrenzend bedrijf op het industrieterrein naar jullie verwezen.
  • juist


 

Slide 32 - Tekstslide

  • Mevrouw Evans zoekt extra beveiliging voor een periode van maximaal drie weken.
  • onjuist
  • Mevrouw Evans wil van jullie diensten gebruik maken op de tijden dat het personeel naar huis is.
  • onjuist
  • Mevrouw Evans wil graag uiterlijk aan het einde van deze week een offerte van jullie ontvangen.
  • juist
  • Mevrouw Evans vertelt wat haar e-mailadres is, zodat je het kunt noteren en vervolgens gebruiken.
  • onjuist

Slide 33 - Tekstslide

HOMEWORK 
exercise 1.5 & 1.7
study the words on page 22 ( t/m  het winkelcentrum) 

Slide 34 - Tekstslide

translate

Slide 35 - Tekstslide

vertaal: het brandalarm

Slide 36 - Open vraag

vertaal: to prevent

Slide 37 - Open vraag

vertaal: een raportage

Slide 38 - Open vraag

vertaal: verdacht

Slide 39 - Open vraag

vertaal: een indringer

Slide 40 - Open vraag

een brandblusser

Slide 41 - Open vraag

TekstOpdracht 1.5

1) Een gedetailleerd en accuraat schriftelijk verslag van een gebeurtenis.
2) Je werkgever heeft je hiervoor richtlijnen gegeven.
3) Normaliter zo snel mogelijk na het betreffende incident.
4) Om aan te tonen dat je bepaalde dingen kunt vergeten als je te lang wacht met het maken van een rapportage.
5) De belangrijkste feiten uit de betreffende gebeurtenis als kernwoord noteren.
6) Het kan je reputatie schaden en nadelig zijn voor een toekomstige baan.
7) Dingen waarvan je denkt dat ze misschien gebeurd kunnen zijn.
8) Betrouwbaar.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide