Verhaalsommen groep 3

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 3

Julian heeft een vissenkom met 10 guppies. Voor zijn verjaardag krijgt hij er 11 bij. Hoeveel heeft hij nu?

21

10 + 11 =

10 + 10 = 20

20 + 1 = 21

Marijn heeft een fiets met 21 versnellingen. Lieke heeft er 6 minder. Hoeveel versnellingen heeft zij?

15

21-6=

     1   5

21 - 1 = 20

20 - 5 = 15

Bij bakkerij Tim krijg je 5 broden voor 10 euro. Hoeveel krijg je voor 4 euro?

2

5 broden = 10 euro

10 : 5 = 2

1 brood = 2 euro

2 broden = 4 euro

Emma fietst met haar zusje 11 kilometer naar een speeltuin. Ze fietsen een kortere weg van 9 kilometer terug. Hoeveel kilometer hebben ze gefietst?

20

1 + 9 = 10

11 + 9 = 20

Fedde gebruikt voor 2 kopjes koffie 1 schepje suiker. Hoeveel schepjes suiker heeft hij nodig voor 8 kopjes koffie?

4

2 kopjes koffie = 1 schep suiker

4 kopjes koffie = 2 scheppen suiker

8 kopjes koffie = 4 scheppen suiker

Welke getal hoort op de stippeltjes?
1 - 3 - ... - 7 - 9

5

Sprongen van 2

Boer Mart verkoopt 2 zakken bietjes voor 6 euro. Hoeveel euro vraagt hij voor 1 zak?

3 euro

2 zakken = €6

1 zak = de helft €3

Sam heeft 19 euro. Hij koopt een puzzel voor 14 euro. Hoeveel euro houdt hij over?

5 euro

19 - 14 =

19 - 10 = 9

9 - 4 = 5

Josephine heeft 8 konijnen. De helft is wit. Hoeveel zijn dat er?

4

4 + 4 = 8

De helft van 8 = 4

Samen met zijn vader bakt Adam 13 pannekoeken. Ze eten er gelijk 8 op. Hoeveel pannekoeken zijn er nog over?

5

13 - 8 =

     3   5

13 - 3 = 10

10 - 5 = 5

De vader van Beau zet een schutting. Een stuk schutting is steeds 3 meter. Hoeveel meter schutting heeft hij als hij 2 stukken schutting heeft gezet?

6 meter

3 + 3 = 6

In een tram zitten 20 mensen. Er stappen eerst 2 mensen uit en daarna 4 en daarna stappen er nog 5 mensen uit. Hoeveel mensen zitten dan nog in de tram?

9

20 - 2 - 4 - 5 =

5 + 4 + 2 = 11

20 - 11 = 

20 - 10 = 10

10 - 1 = 9

Kyra is 7 jaar. Haar oudere zus is 17 jaar. Hoeveel jaar is haar zus ouder dan Kyra

10

17 - 7 = 10

Om 4 uur heeft Mart al 40 kilometer gefietst. Hij is al 3 uur onderweg. Hoe laat is hij vertrokken?

1 uur

4 - 3 = 1

Op een oprijlaan branden 8 van de 15 lantaarns. Hoeveel lantaarns branden er niet?

7

15 - 8 =

     5   3

15 - 5 = 10

10 - 3 = 7

Als Arthur op maandag naar bed moet zegt hij tegen zijn moeder: 'over 7 nachtjes slapen ben ik jarig'. Op welke dag is hij jarig?
A: Maandag B: Dinsdag C: Donderdag D: Vrijdag

A; Maandag

7 dagen in de week.