ZInsontleding: van vzvw tot bwb zs

Welkom bij zinsontleding (3)
Van voorzetselvoorwerp
tot
bijstelling
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij zinsontleding (3)
Van voorzetselvoorwerp
tot
bijstelling

Slide 1 - Tekstslide

1. Herhaling van de vorige keer
Beantwoord vijf vragen (a t/m e) door het goede antwoord op je device in te tikken...

Slide 2 - Tekstslide

a) Welke twee soorten gezegdes zijn er?

Slide 3 - Open vraag

b) Wat is het grote verschil tussen zinnen met een NG en een WG?

Slide 4 - Open vraag

c) Geef een voorbeeld van een zin met een NG en van een zin met een WG

Slide 5 - Open vraag

d) In een zin met een WG dóét een ond. iets of het ONDERGAAT een actie. Hoe noem je beide soorten zinnen?

Slide 6 - Open vraag

e) Geef een voorbeeld van een bedrijvende/actieve zin en een voorbeeld van een lijdende/passieve

Slide 7 - Open vraag

2. Stappenplan zinsontleding
Piet                         = pv                                             Bijvoorbeeld = bijvoeglijke bepaling
Ziet                         = zinsdelen                              Bij                      = bijstelling
Ondenkbaar       = onderwerp                           BoB                   = bijw. bep. binnen ZD
Gele                        = gezegde (WG/ NG)
Lijsters                  = lijdend voorwerp
Met                         = meewerkend voorwerp
Vogels                   = voorzetselvoorwerp
Bijten                     = bijwoordelijke bepaling     
---------------------------------------------      

Slide 8 - Tekstslide

3. Uitleg en oefeningen
Van voorzetselvoorwerp tot bijstelling (a t/m d)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


Wat is het vzvw in deze zin:
De arts verlost de man van zijn angst.

Slide 12 - Open vraag


Wat is het vzvw in deze zin:
De jongeman verlangt op zijn fiets naar zijn vriendin.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het vzvw in deze zin:
Ik verlang naar het begin van vakantie.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn de bwb's in deze zin:
Door het virus is hij ziek geworden.

Slide 16 - Open vraag

Wat zijn de bwb's in deze zin:
Langzaam reed de auto over de weg.


Slide 17 - Open vraag

Wat zijn de bwb's in deze zin:
Volgende week begint het feest in Amsterdam.


Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn de bvb's in deze zin:
Rob uit Den Helder is heel beroemd.


Slide 20 - Open vraag

Wat zijn de bvb's in deze zin:
In Amerika woont de eerste, echte rockzanger.

Slide 21 - Open vraag

Wat zijn de bvb's in deze zin:
De directeur van de school moest zijn personeel ontslaan.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Wat zijn de bijstellingen in deze zin:
Den Haag, een mooie stad achter de duinen, is heel groot.

Slide 24 - Open vraag

Wat zijn de bijstellingen in deze zin:
Ik geef het cadeau aan Jan, mijn buurman.

Slide 25 - Open vraag