Oefentoets Hoofdstuk 4 paragraaf 1 en 2

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?    §1 Waarom mensen migreren
Theorie:
• Je kunt voorbeelden geven van migratie van en naar de EU en Nederland.
• Je kunt verschillende groepen migranten beschrijven.
• Je kunt voorbeelden geven van vertrekredenen en vestigingsredenen.
• Je kunt beschrijven hoe de migratie naar en binnen de EU er op dit moment uitziet.
• Je kunt verschillen tussen EU-landen wat betreft migrantengroepen beschrijven en uitleggen.

Begrippen: arbeidsmigrant, asielzoeker, discriminatie, gastarbeider, gezinshereniging, illegaal, kennismigrant, kolonie, mensenrechten, migratie, migratieachtergrond, vertrekreden, vestigingsreden, vluchteling

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?    §2 Gevolgen van migratie
Theorie:
• Je kunt uitleggen hoe het voor migranten in de EU is om een nieuw leven op te bouwen.
• Je kunt gevolgen voor de samenleving beschrijven van de komst van verschillende groepen migranten naar de EU.
• Je kunt arbeidsmigratie binnen de EU beschrijven en voorbeelden geven van de gevolgen hiervan.
• Je kunt uitleggen waarom het voor illegalen in de EU moeilijk is om een leven op te bouwen.
• Je kunt voorbeelden geven van hoe mensen denken over integratie en de gevolgen ervan.
Begrippen:
cultuur, integratie, multiculturele samenleving, natuurlijke bevolkingsgroei, voorziening 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is migratie?
A
verhuizen binnen eigen land
B
afscheiding van groepen
C
verhuizen over een bepaalde grens
D
vluchten voor een natuurramp

Slide 6 - Quizvraag

Multiculturele samenleving
A
Veel mensen uit dezelfde cultuur
B
Weinig mensen uit dezelfde cultuur
C
Veel mensen uit verschillende culturen
D
Weinig mensen uit verschillende culturen

Slide 7 - Quizvraag

José komt uit Spanje. Hij woont nu in Amsterdam. Voor Spanjaarden is hij een..
A
immigrant
B
emigrant
C
push-factor
D
vestigingsgebied

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer er oorlog is in jouw land is dit een...
A
vertrekreden
B
vestigingsreden

Slide 9 - Quizvraag

Natuurramp
A
vertrekreden
B
vestigingsreden

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer er veel werkgelegenheid is in jouw gebied is dit een ...
A
vertrekreden
B
vestigingsreden

Slide 11 - Quizvraag

Immigranten uit Indonesië
A
uit de Nederlandse koloniën
B
arbeidsmigranten
C
vluchtelingen uit oorlogsgebied

Slide 12 - Quizvraag

I. Kennismigranten hebben vaak een hoge opleiding.
II. Een politieke vluchteling is een migrant.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 13 - Quizvraag

I. De meest illegalen komen naar Nederland als arbeidsmigranten.
II. Kennismigranten uit landen buiten de EU mogen Nederland in als zij een beroep hebben waaraan in Nederland behoefte is.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Tegenwoordig komen er veel arbeidsmigranten uit...
A
Noord-Europa
B
Oost-Europa
C
Zuid-Europa
D
West-Europa

Slide 15 - Quizvraag

Welke uitspraak over arbeidsmigranten is waar?
A
De eerste arbeidsmigranten kwamen allemaal uit Marokko
B
Veel arbeidsmigranten kwamen uit voormalige koloniën.
C
In de jaren ’60 en ’70 kwamen veel arbeidsmigranten
D
Turkse arbeiders gingen na enkele jaren terug naar hun familie.

Slide 16 - Quizvraag

Arbeidsmigranten binnen de EU
A
Mogen zonder voorwaarden komen
B
Mogen Nederland in, onder voorwaarden
C
Mogen Nederland niet in

Slide 17 - Quizvraag

Kennismigranten van buiten de EU
A
Mogen zonder voorwaarden komen
B
Mogen Nederland in, onder voorwaarden
C
Mogen Nederland niet in

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een asielzoeker?


A
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in zijn/haar land om er te mogen blijven wonen.
B
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen blijven wonen.
C
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen werken.

Slide 19 - Quizvraag

Een asielzoeker wordt hier alleen toegelaten als hij:
A
in zijn eigen land geen werk heeft.
B
in zijn eigen land gevaar loopt.
C
voor gezinsvorming naar Nederland komt.
D
voor gezinshereniging in aanmerking komt.

Slide 20 - Quizvraag

Beoordeel de uitspraak:
Niet alle vluchtelingen zijn asielzoeker, maar alle asielzoekers zijn wel vluchteling geweest.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

•Vertrekredenen:

A
armoede en werkloosheid
B
discriminatie en werk
C
godsdienst en veilig leven
D
werk en goede opleidingen

Slide 22 - Quizvraag

vestigingsredenen:
A
armoede en werkloosheid
B
discriminatie en werk
C
godsdienst en veilig leven
D
werkeloosheid en goede opleidingen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is integratie?
A
Goed meedoen in de maatschappij
B
Iemand die geboren is in het buitenland
C
Verschillende bevolkingsgroepen leven apart van elkaar
D
Dat mensen verhuizen naar het buiteland

Slide 24 - Quizvraag

Wat is inburgeren?
A
Als je in Nederland komt en de taal moet leren en aan de samaleving wennen.
B
Als je als buitelander een korte periode in Nederland blijft
C
Als je je eigen cultuur meeneemt naar Nederland.
D
Als je de grens over gaat.

Slide 25 - Quizvraag

Bij een inburgeringscursus leer je ......
A
de taal
B
meer over de cultuur van NL
C
zowel de taal alsook over de cultuur van NL

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een multiculturele samenleving?
A
dat er mensen uit anderen landen hier wonen
B
dat mensen een ander cultuur hebben
C
dat meerdere culturen in Nederland samenleven
D
dat het Christendom is in Nederland

Slide 27 - Quizvraag

Immigranten uit Suriname
A
uit de Nederlandse koloniën
B
arbeidsmigranten
C
vluchtelingen uit oorlogsgebied

Slide 28 - Quizvraag

Immigranten uit Marokko
A
uit de Nederlandse koloniën
B
arbeidsmigranten
C
vluchtelingen uit oorlogsgebied

Slide 29 - Quizvraag

Dit cijfer denk ik voor de toets te gaan halen:
Vul het op deze manier in 6.5 = 65
0100

Slide 30 - Poll

Was alles duidelijk? Is er nog iets waar je graag meer uitleg over hebt?

Slide 31 - Open vraag