Aanwijzend voornaamwoord 2tl

10 min lezen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 min lezen

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag

- Herhaling zinsdelen 
- Uitleg aanwijzend voornaamwoord
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het ow in deze zin:
Op een dag liep Zorro door de woestijn.
A
Op een dag
B
liep
C
Zorro
D
door de woestijn

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het wg in deze zin:
Van mijn moeder moesten we in de auto blijven zitten.
A
moesten
B
we
C
blijven
D
moesten blijven zitten

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het lv in deze zin:
Hij gaf mij een cadeau voor mijn verjaardag.
A
Hij
B
mij
C
een cadeau
D
gaf

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het mv in deze zin:
Hij gaf mij een cadeau voor mijn verjaardag.
A
Hij
B
mij
C
gaf
D
voor mijn verjaardag

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het bwb in de volgende zin:
Volgende week is het herfstvakantie!
A
Volgende week
B
is
C
het
D
herfstvakantie

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de bijzin:
Zodra ik mijn geduld begon te verliezen, besloot de klas zich te gedragen.
A
Zodra ik mijn geduld begon te verliezen
B
besloot de klas zich te gedragen.

Slide 8 - Quizvraag

Maar eerst een rondje galgje!


Geen zin in galgje?
Kijk vast naar het huiswerk:
§7 aanwijzend voornaamwoord
Opdracht 2, 3 en 4

Slide 9 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Je leert het aanwijzend voornaamwoord te herkennen.

Slide 10 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Afk = aanw.vnw

Het wijst een mens, dier of ding aan. Vaak staat dat zn erachter, maar anders kan je die erachter bedenken.

Aanw.vnw zijn: deze, die, dat, dit, zulk, zo'n, dergelijke, zelf, hetzelfde, dezelfde

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Is het dat meisje nog gelukt de toets in te halen?
A
het
B
dat
C
gelukt
D
in

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Hij vond dit het mooiste cadeau.
A
dit
B
het
C
mooiste
D
cadeau

Slide 13 - Quizvraag

Aan de slag

Huiswerk:
Cursus 5 grammatica
§7 aanwijzend voornaamwoord
Opdracht 2, 3 en 4
(Blz. 210, 211)

Slide 14 - Tekstslide