11.1 Weerstand, spanning en stroom

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

11.1 Weerstand

Planning

- Magister controle                                                 5 minuten

- Uitleg                                                                         15 minuten

- Zelfstandig aan de slag                                     20 minuten

Leerdoelen;

11.1.1 Je kunt beschrijven wat weerstand is.

11.1.2 Je kunt uitleggen hoe de stroomsterkte verandert als de weerstand groter of kleiner wordt.

11.1.3 Je kunt de weerstand meten met een multimeter.

11.1.4 Je kunt eenheden van weerstand omrekenen.

Leg in je eigen woorden uit wat een weerstand is.

Welke soorten weerstanden zijn er vorige les besproken?

Potmeter

- Een weerstand waarvan je zelf de grootte kan bepalen.

Zoek in je BiNaS een formule voor de weerstand, met daarin de spanning en de stroomsterkte.

Weerstand berekenen

Weerstand = spanning / stroomsterkte

[ Ω = V / A ]

In een fietslamp is een spanning van 3,0 volt. De stroomsterkte is 0,4 A. Wat is hier de weerstand?

Beschrijf in je eigen woorden hoe je, vanuit een tabel, een grafiek opstelt?

Tabel

Grafiek

ONTHOUD

Weerstand geeft aan hoe water of elektrische stroom wordt tegengewerkt.

Elektrische stroom gaat gemakkelijk door een dikke koperdraad.

Elektrische stroom heeft in een dikke draad bijna geen weerstand.

De weerstand van een dikke draad is dus klein.Als de weerstand kleiner wordt, wordt de stroomsterkte groter. Elektrische stroom gaat moeilijker door een dunne draad.

Elektrische stroom heeft in een dunne draad veel weerstand.

De weerstand van een dunne draad is groot.

Als de weerstand groter wordt, wordt de stroomsterkte kleiner.

ONTHOUD

Een weerstand is een elektronica-onderdeel dat de stroom tegenwerkt.

Lampen en apparaten hebben ook een weerstand.

De eenheid van weerstand is ohm (Ω).

Je rekent ohm (Ω) om naar kilo-ohm (kΩ) door de waarde te delen door 1000.

De waarde van een weerstand kun je meten met een multimeter.

Zelf aan de slag

Wat;	11.1 lezen, daarna maken opgaven
Hulp;	Boek, buurman, docent
Klaar;	Rustig voor jezelf
Tijd;