Grammar galore

Welcome y'all
English class
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welcome y'all
English class

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's plan
Grammar recap of this period
Work on presentation

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

At the end of the lesson you will 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

At the end of the lesson you will 
have reacquainted yourself with this period's grammar topics

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

At the end of the lesson you will 
have reacquainted yourself with this period's grammar topics
know what the reading test will look like

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

At the end of the lesson you will 
have reacquainted yourself with this period's grammar topics
know what the reading test will look like
have had time to work on your presentation

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which topics can you remember?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

We gebruiken a wanneer het volgende woord begint met een?
Klinker
Medeklinker

Slide 8 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

We gebruiken "an" wanneer het volgende woord begint met een?
Klinker
Medeklinker

Slide 9 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

a / an house
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a/an university
A
a
B
an

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a / an

sandwich
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a / an

hour
A
a
B
an

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a/an

... oninon
A
A
B
An

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a/an

Uniform
A
A
B
An

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a/an

... uniform
A
A
B
An

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a/an

... insect
A
A
B
An

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a / an

tiger
A
a
B
an

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a/an

... school
A
a
B
an

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je "the"?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

The
Wanneer je specifiek iets bedoelt.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The
Wanneer je specifiek iets bedoelt.
We can go to a restaurant if you want.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The
Wanneer je specifiek iets bedoelt.
We can go to a restaurant if you want.

I want to go to the new one on 12th street.



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple is:
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoonten, feiten en tijdschema's.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 26 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple:
Pick the example of the present simple.
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park.
C
I am walking there.
D
I walk every day.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
A
I am scanning the items.
B
They scanned the items.
C
We have scanned the items.
D
He scans the items.

Slide 29 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple:
Welke zin staat niet in de present simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats tend to scratch things.
D
Jeffrey has been cycling for hours.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je een present continuous?
A
stam ww + am, are, is + ing
B
ing + am, are, is + stam ww
C
am, are, is + stam ww + ing
D
stam ww + ing + am, are, is

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
The tree is right there.
B
Don't walk into the tree.
C
I'm climbing the tree.
D
I climbing the tree.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
He was working late.
B
He is working late.
C
He worked late.
D
He has worked late.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
I love my bedroom.
B
He lost his cat.
C
I have loved breakfast.
D
He is leaving now.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
David works every day.
B
David is taking a shower at the moment.
C
David has lost his keys
D
David lost his keys.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is written in the present continuous?
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 38 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Plural of mouse
A
mouses
B
mice
C
mices
D
mouse's

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plural of tax
A
taxs
B
taxen
C
tax's
D
taxes

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
hobby?
A
hobby's
B
hobbys
C
hobbies
D
hobby

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
elf?
A
elfs
B
elvs
C
elfes
D
elves

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plural of taxi
A
taxies
B
taxi's
C
taxis
D
taxie's

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plural of Knife
A
knife's
B
knifes
C
knives
D
kniven

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plurals (= meervoud): What is the plural of
wolf?
A
wolves
B
wolfs
C
wolvs
D
wolfes

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plural of
A
dears
B
deers
C
dearies
D
deer

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plural of hero
A
heroes
B
hero's
C
heros
D
held

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reading test next week
Three small texts with questions

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reading test next week
Three small texts with questions
3 grammar exercises (a/an/the, present simple/present continuous

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reading test next week
Lees goed wat ze vragen

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reading test next week
Lees goed wat ze vragen.
Als ze vragen gebruik present simple, gebruik dan ook echt alleen de present simple. 

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Remainder of the lesson
Work on your presentations (information etc)

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Remainder of the lesson
Work on your presentations (information etc)
Word list

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies