Past Simple BB3C

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1-4

Past Simple

Past Simple

Gebruik je: als iets in het verleden is gebeurd én afgelopen is  OF als iets op een specifiek moment in het verleden was

Signaalwoorden om te herkennen dat iets in het verleden was: 

yesterday

twelve years/three weeks ago

last year/month/week

in 1834 

a long time ago

Past Simple: regelmatig

	I / you / he / we / they +
+	hele werkwoord +ed
-	didn't + hele werkwoord
?	Did I/you/he/we/they + hele werkwoord

BIJVOORBEELD:

I walked. She didn't walk. Did they walk?

Past Simple: onregelmatig

	I / you / we / they +
+	2 e rijtje uit de lijst onregelmatige w.w.
-	didn't + hele werkwoord
?	Did I/you/we/they + hele werkwoord

BIJVOORBEELD: 

I went. He didn't go. Did they go?

De Past Simple gebruik je...

1. bij iets in de toekomst
2. bij iets in het heden
3. bij iets uit het verleden
4. bij iets in het verleden en heden

My dad ..... (to cook) yesterday.

I ..... (not - to like) chocolate when I was young.

.... he ...... (to give) the dog a cookie?

..... (he - to eat) pizza every day last month?

My sisters ..... (to be) really annoying at a young age.

People ......... (to fly) to the Moon in the sixties.

Where ...... you ....... (to fly) to last Easter?

He ............ (to tear) the page out of my book and threw it away.

...... you ........ (to understand) my explanation yesterday?

The dogs ........ (to fight) viciously.