Leçon 11 français 2v1

Bonjour!
Aujourd'hui:
Les met uitleg
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!
Aujourd'hui:
Les met uitleg

Slide 1 - Tekstslide

Le programme du cours
1. Kahoot, mots importants

2. Questions partielles

3. Au travail

4. 0,1 SO: p. 19 volgende les

Slide 2 - Tekstslide

Mots pour les questions

                               Fais le stencil

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Questions partielles (v.a. p.41)
Algemene regels:

1. Vragen beantwoord je in het Frans.

2. Vragen beantwoord je in een hele zin, dus met een werkwoord.

3. Een gedeelte van de vraag komt terug in het antwoord.

4. Est-ce que/ est-ce qu' komt NIET in het antwoord terug.

Slide 5 - Tekstslide

Questions partielles

Qui - vragen --> vragen naar een persoon.

Vervang ''Qui'' door een persoon/ personage

Qui habite à Paris?
Pierre habite à Paris.

Slide 6 - Tekstslide

Questions partielles
- vragen --> vragen naar een plaats.

Vervang ''Où''  door een in/ naar + plaatsnaam/plek.

Où est-ce que habite Marie?
Marie habite à Québec, au Canada.

Voor plaatsnaam schrijf je altijd à; voor landen au, en of aux.

Slide 7 - Tekstslide

Questions partielles
Qu'est-ce que - vragen --> vragen naar een ding/ iets.

Vervang ''Qu'est-ce que''  door een ding. De volgorde van de zin wordt vaak anders.

Qu'est-ce que le conducteur conduit?
Le conducteur conduit un train.


Slide 8 - Tekstslide

Questions partielles
Pourquoi - vragen --> vragen naar een reden.

Vervang ''Pourquoi''  door een reden. De volgorde van de zin wordt vaak anders. Je begint de reden met parce que.

Pourquoi Marie est fatiguée?
Marie est fatiguée parce qu'elle va à pied à Paris.

Slide 9 - Tekstslide

Questions partielles
 vragen + citaat --> kun je verkorten.


Pourquoi Marie dit ''Merci quand même'' au capitaine.
Marie dit ça (Marie zegt dat) au conducteur,

In plaats van: Marie dit ''Merci quand même'' au capitaine
(Marie zegt ''Toch bedankt'' aan de kapitein,)

(Rest antwoord: parce que le conducteur veut aider (=helpen) Marie, mais le bateau ne marche pas.)

Slide 10 - Tekstslide

Questions partielles

Quand - vragen  --> vragen naar een tijdstip/datum. Het woordje ''quand'' kan ook in het antwoord, wat het betekent wanneer, maar ook als!


Quand la policière dit: ''Je suis désolé, Marie.''
La policière dit ça, quand la voiture s'arrête.

Of:
Quand la voiture s'arrête, la policière dit ça.




Slide 11 - Tekstslide

Questions partielles

Quand - vragen  --> vragen naar een tijdstip/datum.

Soms gebruik je ''avant'', ''avant que'' (voordat), ''après'' (na) of ''après que'' (nadat)

Quand le bateau s'arrête?
Le bateau s'arrête après quelques minutes.
 

Slide 12 - Tekstslide

Questions partielles
Est-ce que- vragen zonder ou (of)  --> vragen waarop je ''ja'' of ''nee'''antwoordt. Bij het antwoord ''nee'', heb je de ontkennig nodig (ne...pas)!

Est-ce que c'est difficile?
Oui, c'est difficile.
Non, ce n'est pas difficile.

Est-ce que le conducteur est gentil?
Oui, le conducteur est gentil.
Non, le conducteur n'est pas gentil.
 

Slide 13 - Tekstslide

Questions partielles

Combien de- vragen   --> vragen naar een hoeveelheid of een getal.  De volgorde van de zin verandert als je antwoord geeft.


Combien de fois Marie dit: ''Bonjour extraterrestre''?
Marie dit ça deux (ou trois) fois (=keer).
 

Slide 14 - Tekstslide

Questions partielles
(de) Quel- vragen   --> vragen je een keuze te maken.
Quel + het woord erachter komen NIET terug in het antwoord.
Quel/ quelle/ quels/ quelles betekenen allemaal hetzelfde.

Quel personnage tu aimes?
J'aime Zozo.

De quelle couleur est Zozo?
Zozo est vert.




 

Slide 15 - Tekstslide

Au travail

1. Fais les pages 42- 47
2. Corrige les pages 42-47
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Devoirs

1. Fais les pages 42-45

2. 0,1 SO p. 19

Slide 17 - Tekstslide