havo 2 chapitre 3 les phrases C & G

Paris , la capitale de la mode 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paris , la capitale de la mode 

Slide 1 - Tekstslide

Programme
- Une vidéo                                             
- Les exercices sur LessonUp                  
- Ecrire sur Whatsapp
- Les devoirs                                                                        
                       


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Tu voudras acheter un nouveau jean?
Voilà la nouvelle collection de Dior!
Comment tu trouves ce jean bleu?
45 euro seulement!
Ce n'est pas cher!
Tu veux l'acheter?

Tu cherches un cadeau pour ton amie/amour?
Tu aimes aussi les robes noires?
On y va!
Restez-calme, on va vous aider!
Tu portes souvent des baskets?
Voici les nouveaux baskets de Chanel!
Wil jij graag een nieuwe broek kopen?
Hier is de nieuwe collectie van Dior!
Hoe vind je deze blauwe spijkerbroek?
Slechts 45 euro!
Het is niet duur!
Wil je het kopen?

Zoek jij een cadeau voor jouw vriendin/liefde
Houd jij ook van zwarte jurken?
Let's go!
Blijf rustig, wij gaan je helpen!
Draag jij vaak gympen?
Hier zijn de nieuwe gympen van Chanel!

Slide 4 - Tekstslide

faire du sport
discuter avec tes amis
aller en ville
faire tes devoirs
ranger ta chambre
regarder un film
jouer à la console

Slide 5 - Sleepvraag

une écharpe
A
een sjaal
B
een muts
C
een trui
D
een vest

Slide 6 - Quizvraag

un petit sac

Slide 7 - Open vraag

un manteau
A
een spijkerbroek
B
een jas
C
een trui
D
een sjaal

Slide 8 - Quizvraag

des baskets
A
schoenen
B
shirts
C
sneakers
D
sieraden

Slide 9 - Quizvraag

Style vestimentaire

Slide 10 - Tekstslide

Les vêtements

Slide 11 - Tekstslide

La jupe
Le blouson
Le jeans
Les baskets
Les chaussettes
La robe
Le pull
Les bottes
La chemise
Le short
La casquette
Les talons

Slide 12 - Sleepvraag

La mode est importante pour moi
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

une robe
A
een rok
B
een jurk
C
een jas
D
een broek

Slide 14 - Quizvraag

un pantalon noir
A
een zwarte broek
B
een wiite jurk
C
een zwarte jurk
D
een witte broek

Slide 15 - Quizvraag

Réponds:
qu'est-ce que tu portes maintenant?
exemple: Je porte un pantalon bleu et un pull blanc.

Slide 16 - Open vraag

Qu'est-ce qu'il porte?
A
Il porte des baskets noirs.
B
Il porte des chaussettes noires.
C
Il porte des baskets bleus.
D
Il porte des chaussettes bleues.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord noir?
A
Il porte un jeans noire.
B
Il porte un jeans noir.
C
Il porte un jeans noirs.
D
Il porte un jeans noires.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord bleu?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.
C
Elle porte une robe bleu.
D
Elle porte une robe bleues.

Slide 19 - Quizvraag

Maak een goede zin:
préfère - chaussures - les - marque - de la - converse. - Je

Slide 20 - Open vraag

Welk voegwoord?
J'aime porter des casquettes ____ des baskets.
A
et
B
parce que
C
mais
D
donc

Slide 21 - Quizvraag

Welk voegwoord?
J'aime le style sportif _________ aussi le style classique.
A
et
B
parce que
C
mais
D
donc

Slide 22 - Quizvraag

Welk voegwoord?
J'achète mes vêtements en ligne _____ aussi dans les magasins.
A
et
B
parce que
C
mais
D
donc

Slide 23 - Quizvraag

Faire du shopping

Slide 24 - Tekstslide

Chercher un cadeau pour ton ami!
 Kijk naar de zinnen van bron C en G en maak een goedlopend verhaal. Gebruik zoveel mogelijk die zinnen!

Rol 1: Je zoek een cadeau voor je favoriete docent Frans of voor je moeder of voor je vriend(in). Je wilt niet meer dan 15 euro uitgeven.

Rol 2: Jij gaat helpen met het bedenken van het cadeau. Waar houdt hij/zij van? Je stelt voor naar welke winkel jullie gaan (bijv. chocolaterie). 

Draai vervolgens de rollen om en kies een ander persoon voor wie het cadeau is. Misschien mag het nu wel 150 euro kosten? Verander dus wat dingen.

Slide 25 - Tekstslide

Voegwoorden
- parce que = omdat
- mais = maar
- donc = dus
- et = en
- c'est pourquoi = daarom...

Deze voegwoorden wil ik in de zinnen terugzien

Slide 26 - Tekstslide

Vocabulaire



à la mode
stylé
J'adore !
C'est stylé !
C'est trop stylé !

ringard
moche
Je déteste !
C'est moche !

Slide 27 - Tekstslide

Les devoirs
-Schrijf de Franse zinnen van C 5x over in je schrift.
- Maak een goedlopend verhaal. Kies uit een van deze rollen:
Rol 1: Je zoek een cadeau voor je favoriete docent Frans of voor je moeder of voor je vriend(in). Je wilt niet meer dan 15 euro uitgeven.

Rol 2: Jij gaat helpen met het bedenken van het cadeau. Waar houdt hij/zij van? Je stelt voor naar welke winkel jullie gaan (bijv. chocolaterie). 

- Bereid voor dat je in het Frans kunt zeggen wat je die dag draagt.



Slide 28 - Tekstslide

Les devoirs
-Maak de online oefentoets van chapitre 3 
- Ga verder met chapitre 4


Slide 29 - Tekstslide

Vouloir=willen
je veux
tu veux
il/elle veut
nous voulons
vous voulez
ils veulent

Slide 30 - Tekstslide

Pouvoir=kunnen
je peux
tu peux
il, elle, on peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent

Slide 31 - Tekstslide

C'est la fin🏁
.

Slide 32 - Tekstslide