2H period 2

Period 2: Spider-Man
Leerbladen p 60-70
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Period 2: Spider-Man
Leerbladen p 60-70

Slide 1 - Tekstslide

2. Past simple (revision)
a. Regelmatige ww (d.w.z. deze ww volgen een regel)
Regel:
ww+ ed bv. talk -> talked ; learn -> learned
Uitzonderingen:
       - eindigt je ww op medeklinker+y, dan wordt deze i +ed
                            bv. marry -> married (let op: played)
       - bij korte ww + ww die eindigen op -l verdubbelt de laatste
       medeklinker
                            bv. travel -> travelled ; chat -> chatted
       - bij ww die al eindigen op -e voeg je enkel -d toe
                            bv. hate -> hated

Slide 2 - Tekstslide

b. past simple negative
- van het ww 'to be': wasn't (ow = I, he/she/it of 1p/d/ding) of weren't (ow = you, we, they of meer dan 1 p/d/d)
Example: The dogs weren't happy.

- van alle andere ww:
DIDN'T/DID NOT + INFINITIVE (= eindigt NIET op -ed!)
 Example: to go -> We didn't go to the party.

c. Irregular verbs
zie lijst p 60!!!

Slide 3 - Tekstslide

Past simple - irregular
hear

Slide 4 - Open vraag

Past simple - irregular
wear

Slide 5 - Open vraag

Past simple - irregular
fight

Slide 6 - Open vraag

Past simple - irregular
mean

Slide 7 - Open vraag

3. Past continuous
a. spelling
- ow = I, he, she, it OR 1pers/dier/ding:  was (wasn't) + ww+ing
       Example: The girl was reading a book.
- ow = you, we, they OR >1 pers/dier/ding: were (weren't) + ww+ing 
       Example: The dogs were barking.

b. use
actie in het verleden, lange actie


Slide 8 - Tekstslide

Past simple or past continuous?
1. Pa cont – pa simple: ‘when/while’- zinnen
Combinatie past continuous – past simple: 
1 long action, 1 short action:
  - long action: past continuous (= was/were + verb+ing)
  - short action: past simple
 
Example: When the buss arrived, we were running towards it.

2. 2x past continuous in een zin: ‘while’-zinnen:
2 long actions
 Example: I was taking a bath while he was reading a book.

Slide 9 - Tekstslide

Choose the correct answer:
I (come) across the bus stop when I (drive) to school.
A
was coming - drove
B
came - was driving
C
came - drove

Slide 10 - Quizvraag

While he (watch) a movie I (do) homework.
A
watched - did
B
was watching - did
C
watched - was doing
D
was watching - was doing

Slide 11 - Quizvraag

I (see) him when I (walk) home from school.

Slide 12 - Open vraag

4. Linking words
after = nadat 
and = en
because = omdat
before = voordat
but = maar
if = als
so = dus
when = wanneer, als

Slide 13 - Tekstslide

Fill in the correct linking word.
I didn't feel like going ... I skipped school today.

Slide 14 - Open vraag

Fill in the correct linking word.
... he was a teacher, he used to be a soldier.

Slide 15 - Open vraag

Fill in the correct linking word.
... she finds out, she will kill us.

Slide 16 - Open vraag

5. Comparing things or people
1. Vergrotende trap
A kort woordje (1-2 lettergreep)
woord+er than
Example: sweet -> sweeter than
Opgelet: 1. eindigt je woord al op -e, voeg dan enkel -r toe.
Example: nice -> nicer than
                 2. eindigt je woord op -y, dan wordt deze -y een -i
Example: pretty -> prettier than
B Lang woordje (> 2 lettergreep)
More + woord than
Example: popular -> more popular than
Opgelet voor de volgende uitzonderingen:
good -> better than
bad -> worse than

Slide 17 - Tekstslide

2. overtreffende trap
A kort woordje (1-2 lettergreep)
the +   woord+est
Examplegreat -> the greatest
Opgelet: 1. eindigt je woord al op een -e, dan voeg je enkel -st toe
Example: brave -> the bravest
                2. eindigt je woord op -y, dan wordt deze -y een -i
+est
Example: pretty -> the prettiest
  
B lang woordje (> 2 lettergreep)
the most + woord
Example: beautiful -> the most beautiful

Opgelet voor de volgende uitzonderingen:
good -> the best
bad -> the worst

Slide 18 - Tekstslide

This test is (easy) than the last one!

Slide 19 - Open vraag

He is (intelligent) kid in school.

Slide 20 - Open vraag

This is (bad) day of my life!

Slide 21 - Open vraag