In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom bij Latijn!
14 mei 2018
Ga snel zitten.
Pak je spullen erbij.
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Vormleer
• Je kent de vormen van de coniunctivus praesens, imperfectum, perfectum en plusquam perfectum, zowel actief als passief. • Je kunt vormen van de coniunctivus in de tekst herkennen. • Je kunt vormen van de coniunctivus benoemen.
Slide 2 - Tekstslide
Vertaalregels
• Je kent de vertaalregels van de coniunctivus
in hoofd- en bijzin.
• Je kunt vormen van de coniunctivus correct vertalen
in hoofd- en bijzin.
Slide 3 - Tekstslide
De coniunctivus bestaat in alle werkwoordstijden.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
'vocet' is een coniunctivusvorm.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
'moneremur' is een coniunctivusvorm.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
De coniunctivusvorm 'pugnarent' is...
A
praesens
B
perfectum
C
imperfectum
D
plusquam perfectum
Slide 7 - Quizvraag
De coniunctivusvorm 'lecti simus' is...
A
praesens
B
perfectum
C
imperfectum
D
plusquam perfectum
Slide 8 - Quizvraag
'ut' met een coniunctivus vertaal je als...
A
zoals, zodra
B
opdat, zodat, om te
Slide 9 - Quizvraag
Hoe kun je een coniunctivusvorm in de hoofdzin NIET vertalen?
A
wens
B
aansporing
C
twijfel
D
afhankelijke vraag
Slide 10 - Quizvraag
Studeamus! (studere = je best doen) Hoe moet je de coni. hier vertalen?
A
wens
B
aansporing
C
twijfel
D
verbod
Slide 11 - Quizvraag
Welke vragen heb jij op het moment over vormleer/vertaalregels van de coniunctivus?
Slide 12 - Open vraag
Bekijk de leerdoelen over de vormleer. Waar ga jij vandaag aan werken?
A
Je kent de vormen van de coniunctivus.
B
Je kunt vormen van de coniunctivus in de tekst herkennen.
C
Je kunt vormen van de coniunctivus benoemen.
Slide 13 - Quizvraag
Bekijk de leerdoelen over de vertaalregels. Waar ga jij vandaag aan werken?
A
Je kent de vertaalregels van de coniunctivus in HZ en BZ.
B
Je kunt vormen van de coniunctivus correct vertalen in HZ en BZ.
Slide 14 - Quizvraag
Instructie/werktijd
A. Vormleer
Kies:
1. Instructie => zelfstandig oefenen => nakijken in duo's
2. Lezen in Studeo => zelfstandig oefenen => nakijken in duo's
Slide 15 - Tekstslide
Instructie/werktijd
A. Vormleer
1. Wat is de stam?
2. Wat is de uitgang?
Slide 16 - Tekstslide
Praesensstam:
praesens
imperfectum
Perfectumstam:
perfectum
plusquam perfectum
Slide 17 - Tekstslide
Praesens
hoofdregel: prae-stam + a + uitgang (m/s/t of r/ris/tur!)
voorbeeld:
e-stam habere wordt habe-a-m / habe-a-r
i-stam audire wordt audi-a-m / audi-a-r
mk-stam ducere wordt duc-a-m / duc-a-r
Slide 18 - Tekstslide
Maar: let op bij de a-stam!
bij a-stam wordt de a in de coni. een e
vocare wordt voc-e-m / voc-e-r
Slide 19 - Tekstslide
Hoe herken je dus een coniunctivus praesens?
stam + a + uitgang
en bij a-stam: a van de stam is veranderd in een e
Kijk dus altijd eerst goed wat de stam is!
Slide 20 - Tekstslide
Imperfectum
Hoofdregel: infinitivus praesens + uitgang (m/s/t of r/ris/tur)